In Brussel is er het verhaal van de onafhankelijke lijst van de Liberale Volksbond in 19211, in Antwerpen dat van de onafhankelijke Volksbond van Victor Resseler in 1922. Gent kon niet onder doen.
Het Vlaamse liberalisme had er sinds het midden van de negentiende eeuw een stevige voet aan de grond. Het Willemsfonds vestigde bij zijn stichting in 1851 zijn hoofdkwartier in Gent en verenigde tal van Vlaamsgezinde socio-culturele en politieke zwaargewichten in zijn rangen. Nederlandstalige liberale pers tierde er welig en de Franstalige lokale Liberale Associatie leefde in - een soms precaire - harmonie met flamingante protagonisten zoals Julius Vuylsteke en Paul Fredericq. Organisaties als de Vlaamsche Liberale Vereeniging (°1866) hielden de druk op de ketel. Vanaf de jaren 1880 werkten de Gentse liberalen ook aan een volkser eigen imago, maar het systeem van wijkkringen en hun aanleunende organisaties voldeed niet voor iedereen. Tegen het einde van de eeuw kwam steeds meer reactie op die Vlaamse ondervertegenwoordiging. De Vlaamsche Liberale Kiesbond (1893-1907) en de - Gentse - Liberale Volksbond (1907-1918) waagden een poging om de machtscenakels omver te werpen maar faalden.
Ook de heropflakkerende progressistische beweging richtte zich tot de Vlamingen maar kon niet overtuigen. Hun tijdschrift De Radikaal poneerde in zijn eerste nummer nochtans heel overtuigend dat “het ons onontbeerlijk schijnt dat in eene Vlaamsche stad, te midden van een Vlaamsch land, er eene voortdurende propaganda dient gevoerd te worden in de Vlaamsche taal in ’t belang der vooruitstrevende gedachten en ten voordeele van het Vlaamsche volk.”2
De Gentse liberale familie, duidelijk in een overgangsfase op dat moment, werd echter overrompeld door de Eerste Wereldoorlog en initiatieven vielen voorlopig stil.