De rol van de Liberale Partij is niet uitgespeeld, wat de tegenstanders ook mogen beweren. De liberale kiezers zullen niet overlopen naar het ‘roode leger’ of de reactionaire klerikale partij. Maar waar staat de Liberale Partij dan voor? Een ‘gematigde, nationale en democratische politiek’. Gematigd, dus geen extremisme: geen confessionele strijd maar verdraagzaamheid, geen ‘demagogische of collectivistische avonturen’. De rechten van het individu, zowel de gewetensvrijheid als het eigendomsrecht, staan centraal. De ‘nationale politiek’ moet het land via twee pijlers ‘sterker en gelukkiger’ maken: een openbaar onderwijs dat instaat voor de ‘ontwikkeling’ van de bevolking en een leger dat de veiligheid van het land kan garanderen, Maar ook niet meer dan dat, ‘geen buitensporig militarisme’. De ‘democratische politiek’ moet de vrijheid en het welzijn van iedereen verhogen, op een ‘realistische’, ‘gezonde’ en ‘eerlijke’ manier. In het verleden onder andere met de ‘gelijkheid van het stemrecht’ en de schoolplicht, nu door een hele reeks hangende kwesties zoals het ‘recht om zich (niet) te syndikeeren’, sociale vrede door samenwerking van alle sociale klassen, de deelname van arbeiders aan de bedrijfswinst en een ‘volledig systeem van sociale verzekeringen tegen ziekte, arbeidsonbekwaamheid en ouderdom’. De vrijheid van de handel moet, samen met andere liberale initiatieven, de middenstanders helpen de oorlogsschade te boven te komen. Samengevat: ‘vrede en vooruitgang voor de burgers van goeden wil’ door middel van emancipatie en solidariteit, met een verwijzing naar de ‘onsterfelijke leuze waaruit het liberalisme geboren is: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’.