Verstraete bouwt in Gent tussen de bedrijven door een behoorlijk divers sociaal netwerk uit. Hij is actief in organisaties met een duidelijk blauwe kleur zoals de vrijmetselaarsloge Le Septentrion en het Willemsfonds (waarvan hij levenslang lid is) of in antiklerikale gelegenheidscomités zoals dat voor de viering van de driehonderdste verjaardag van de inname van Den Briel door de geuzen in 1572. Voor dit grote herdenkingsfeest in Nederland wordt ook in Gent gecollecteerd en Verstraete zet zich hiervoor in, samen met de fine fleur van de Gentse liberalen, onder wie Hippolyte Metdepenningen (voorzitter), Julius Vuylsteke (secretaris), Jacob Heremans (penningmeester), Auguste de Maere, Joseph Kerfyser, Charles Mestdagh, Charles Parmentier, Adolph Sunaert, Van de Kerkhove-Van den Broeck en Edmond Willequet.23 In het Willemsfonds noch in de loge valt hij op. Hij zetelt in geen actiegroepen of andere comités, levert geen voordrachten respectievelijk bouwstukken af. Zijn eventueel engagement heeft zich mogelijks enkel achter de schermen afgespeeld. Ook in organisaties zoals de filantropische kring Zonder Naam niet Zonder Hart staat hij gewoon op de lijsten van de donateurs.
Verstraete zetelt in 1875 in het herdenkingscomité voor dichter en collega-journalist Napoleon Destanberg dat niet enkel een grafmonument wil bekostigen maar vooral een fonds wil oprichten voor de opvoeding van zijn vier kinderen (Destanberg overleed als een totaal berooide alcoholicus) en is in 1896 penningmeester van het herdenkingscomité voor kunstschilder Xavier De Cock, voor wie men in Deurle een grafmonument wil optrekken.24
Samen met al wie in Gent een leidinggevende rol speelt in het officieel onderwijs, zetelt hij in 1876 in het organiserend comité van het 5e Nationaal Onderwijzerscongres dat in augustus 1876 in Gent doorgaat. Naast de directeurs van de Gentse stadsscholen, behoren Auguste Wagener, Jacob Heremans, Emile Delecourt, Oswald de Kerchove, Gustave Rolin-Jaequemyns, Albert Callier, Karel Miry en Polydoor Van Hauwaert (schoonvader van Verstraetes dochter Hortensia) tot de organisatoren. Verstraete wordt officieel gevraagd als directeur van het weeshuis maar is datzelfde jaar ook zowel afgevaardigd bestuurder van de Cercle pour l’encouragement de l’enseignement primaire, een organisatie die studiebeurzen verleent aan zowel jongens als meisjes van de stadsscholen, als secretaris-generaal van het internationaal Derde Doofstommen Congres.25
Bij grote catastrofes wordt hij soms ook gemobiliseerd, al dan niet als penningmeester van de hulpcomités zoals na de gasexplosie in de steenkoolmijn van Seraing op 6 december 1881 waarbij 66 kompels om het leven kwamen, of na de grote brand in het splinternieuwe Ringtheater in Wenen op 8 december 1881 waarbij meer dan 400 doden vielen. Meer structureel wordt hij bijvoorbeeld in 1895, bij de stichting van de Société protectrice des enfants martyrs, de voorloper van wat nu Kind en Gezin is, opgenomen in het Gentse beschermcomité van deze organisatie.26
De Franse staat benoemt hem, samen met de inspecteur-generaal voor de Belgische weeshuizen, Victor Oudart, in 1884 tot officier in de Académie Française.27 In juni 1899 verleent de jury van de commissie sociale wetenschappen van de provinciale tentoonstelling van Oost-Vlaanderen hem het erediploma voor zijn gehele oeuvre en wordt hij gehuldigd door zijn collega-journalisten. Van overheidswege wordt Verstraete vereremerkt als ridder in de Leopoldsorde, en met het Burgerlijk Kruis 1e klasse en de Burgerlijke medaille voor moed en zelfopoffering.28