Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.

Deprecated: Function strftime() is deprecated in /data/sites/web/webdoosio/subsites/klanten.webdoos.io/liberas/views/magazineartikel.php on line 13
Voorgesteld

Charles Verstraete. De pers als filantropisch bindmiddel

De 19e-eeuwse dagbladpers was een stuk diverser en rijker dan het huidige aanbod. De afschaffing van het dagbladzegel in 1848, een vorm van belasting die in 1797 was ingevoerd waardoor kranten zelfs voor de middenklasse dikwijls te duur waren, had voor een explosie van nieuwe titels gezorgd en de eerste populaire ‘centenbladen’ deden hun intrede. Velen stortten zich gretig op die nieuwe markt en dat hoefden niet altijd traditionele ‘gazettiers’ te zijn.

Bart D’hondt
28 February 2025

Militair

Charles Verstraete (1829-1901), op 5 april 1829 geboren in Gent als zoon van Jean Baptiste Verstraete en Hortense De Maesschalck, groeit op in het orangistische Gent. Dit weerhoudt hem niet om in 1848 dienst te nemen in het Belgisch leger. Hij start er als korporaal, wordt sergeant en schopt het uiteindelijk tot luitenant, hoogstwaarschijnlijk bij de genietroepen, wat doet veronderstellen dat hij een degelijke schoolopleiding heeft gekregen. In 1859 sneuvelt zijn droom van een militaire carrière na een zware verwonding. Hij zwaait gedwongen af na nog een korte uitloopperiode als docent aan de ‘école des enfants de troupes’, de voorloper van de Koninklijke Kadettenschool aan de Baron Opsomer­l­aan in Lier. Ook aan de Aalsterse militaire pupillenschool zou hij les hebben gegeven, maar dit kan niet worden bevestigd. Uiteindelijk vindt hij een nieuwe baan bij de aannemersfirma Pauwels, die hem van 1860 tot 1864 aan het werk zet bij de bouw van de Antwerpse fortengordel. In Lier leert hij intussen zijn echtgenote kennen, de drie jaar jongere Anna Maria Finet, met wie hij later twee dochters en een zoon krijgt.1

Gerommel in Gent

In Gent buigt de nieuwe burgemeester Charles de Kerchove zich intussen over de hervorming en laïcisering van de stedelijke instellingen. De Commissie voor Burgerlijke Godshuizen legt in die context een voorstel op tafel om de twee Gentse weeshuizen voor meisjes, bestuurd door de zusters van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie, samen te voegen tot één burgerlijk weeshuis. De gemeenteraad pikt dit voorstel onmiddellijk op, de liberale boegbeelden Paul Voituron, Adolphe Dubois en François Laurent scharen zich onvoorwaardelijk achter het voorstel en de raad keurt de fusie - tot grote ergernis van kanunnik Bracq, spiritueel directeur van de meisjesweeshuizen en latere bisschop van Gent - zoals verwacht goed. Eind 1864 worden de twee weeshuizen samengebracht in de Rode Lijvekensstraat en de zusters moeten plaatsmaken voor een lekenbestuur, tot grote ergernis van de Gentse klerikalen.2

In de zomer van 1864 komt ook het jongensweeshuis, de ‘kulderschool’, aan het Bisdomplein in het vizier. Sinds enkele decennia wordt de instelling gerund door de Broeders van Liefde maar hun aanpak laat volgens velen te wensen over en er duiken meer en meer schandalen op. Verschillende kulders worden na gewelddelicten en zedenfeiten richting heropvoedingsgestichten gestuurd maar de betrokkenheid van de Broeders wordt in de meeste gevallen met de mantel der liefde bedekt, tot in september 1864 de maat vol is. De Broeders worden door Adolf De Meulemeester, voorzitter van de Commissie voor Burgerlijke Godshuizen en trouwe luitenant van burgemeester de Kerchove, bedankt voor bewezen diensten. De stad gaat met hoogdringendheid op zoek naar een nieuwe directeur die orde kan scheppen.3

Directeur van het weeshuis

Kolonel Dumoulin, de bevelhebber van de kadettenschool in Lier en bevriend met de familie de Kerchove, hoort van de zoektocht en raadt burgemeester de Kerchove aan om Charles Verstraete in dienst te nemen. Die is volgens hem, gezien zijn ervaring op het vlak van organisatie en discipline in militaire scholen, ideaal geplaatst om het bestuur over het gesticht over te nemen. Verstraete aanvaardt de benoeming op 23 september 1864 en engageert zich voor de volledige herstructurering en laïcisering van de kulderschool. Volgens de bewoording in Het Volksbelang “redde hij de kulders van de walgelijkste en onzedelijkste misbruiken van de Broeders der Liefdadigheid” en “reinigde de Augiasstal”.4 Gespierde taal uit een in memoriam waarin ongetwijfeld enige overdrijving te bespeuren valt, maar de teneur is duidelijk: over de herinrichting van het weeshuis kon in Gent nooit licht worden heengegaan.

Terwijl hij de school doorlicht, begint Verstraete alvast met de introductie van een meer eigentijds reglemen­t en modernere uniformen, naar model van de befaamde Franse militaire school van Saint-Cyr. De Société des anciens Orpélins en de parallelle Société mutuelliste des anciens Pupilles zien het levenslicht. In 1865 dient hij een dossier in waarin oplossingen worden aangedragen voor de verbetering van de hygiëne (een hoogdringend en prangend probleem bij zijn aantreden), de invoering van een nieuw pedagogisch en disciplinair plan wordt bepleit en onlosmakelijk met de vernieuwing verbonden, wil hij de huisvesting vanaf nul heropbouwen. Hij gaat hiervoor aan tafel zitten met stadsarchitect Adolphe Pauli, die in niet geringe mate de huisarchitect is van de laïciserende krachten in de stad. Een aantal van zijn meest monumentale projecten zijn duidelijk bedoeld om de verburgerlijking nadrukkelijk in het straatbeeld te bevestigen, denk maar aan het Instituut voor Wetenschappen in de Jozef Plateaustraat, het burgerlijk ziekenhuis De Bijloke op de gelijknamige oude hospitaalsite en de Westerbegraafplaats net buiten de Brugse Poort. Met een budget van niet minder dan 748.000 frank wordt aan de Martelaarslaan een prestigieus gebouw neergezet met de allures van een gesloten kazerne. Op 15 juli 1873 wordt de nieuwbouw in gebruik genomen.

Ondanks de vele goede intenties van de directie wordt de Commissie van Burgerlijke Godshuizen waaronder het weeshuis ressorteert, in de daaropvolgende jaren geconfronteerd met een vloed aan klachten over de behandeling van de weesjongens. Er is sprake van eenzame opsluiting, ondanks alles nog steeds gebrekkige hygiëne (met regelmatige epidemieën als gevolg), slecht en te weinig eten (een terecht hoofdpunt van discussie), onderbetaling van werkende weesjongens, lijfstraffen, onvoldoende en ongepaste kleding, enzoverder. De paramilitaire aanpak van Verstraete slaat duidelijk niet altijd aan en het blijft meer dan dertig jaar zoeken naar een juiste aanpak. Voor de Commissie én voor Verstraete zelf blijft het balanceren richting de gulden middenweg tussen kille efficiëntie en sociale empathie. Ondanks alle kritiek en gewoel wordt het systeem Verstraete gehandhaafd als de best beschikbare optie, wat onder meer reflecteert in de vele uitingen van respect voor Verstraete door het stadsbestuur. Dit respect komt tot uiting door huldigingen zoals die door de Commissie en de Oudleerlingenbond van het Weeshuis uit 18895, maar net zo goed door bijkomende opdrachten door derden die terug te koppelen zijn naar zijn directeurschap. Zo is er de vraag van de regering-Frère-Orban (1879-1884) - die maximaal wil inzetten op de uitbouw van het officieel onderwijs in al zijn vormen - om een onderzoek uit te voeren naar de wenselijkheid om (net zoals in Nederland en Zwitserland) aan het instituut ook een instelling voor doofstommen te hechten. Na de val van de regering en de katholieke zege in de schoolstrijd belandt die studie in de koelkast.6 Verstraete blijft directeur tot aan zijn pensioen op 1 januari 1901 en overlijdt amper 14 dagen later, op 16 januari. Hij wordt als directeur van het weeshuis opgevolgd door Pol Anri.7 Onder Anri loopt het systeem echter compleet uit de hand en wordt een tweede vernieuwing absoluut noodzakelijk.

Over zijn visie op de geschiedenis van de Gentse wezenzorg en zijn persoonlijke aanpak vis-à-vis de aanpak in 22 andere Belgische steden, publiceert Verstraete in 1876 een lijvig werk, Des établissements charitables considérés au point de vue de l’amélioration et de l’éducation de la classe ouvrière. Les orphélinats (Gent, Annoot-Braeckman). Enkele maanden later neemt Le Bien Public, de leidende ultramontaanse Gentse krant, Verstraete op de korrel. De redactie, onder leiding van Guillaume Verspeyen, verwijt hem antiklerikale indoctrinatie van zijn leerlingen en een goddeloze opvoeding van de kulders die daardoor voor galg en rad opgroeien. Verstraete reageert prompt met een lezersbrief die twee dagen later in de krant verschijnt. Hij bestrijdt de eerste aantijging niet en noemt de visie van de ultramontanen irrelevant. Wat de tweede aantijging betreft, probeert hij met hand en tand, mét statistisch materiaal uit zijn boek, aan te tonen dat niet hij maar de Broeders van Liefde in de fout waren gegaan en dat door zijn seculier opvoedingssysteem het aantal ontsnapte, criminele of overleden wezen binnen de instelling was teruggedrongen.8 De Antwerpse liberale krant Le Précurseur publiceert dan weer een uitgebreide recensie vol lof over boek en aanpak van Verstraete, die integraal overgenomen wordt op de frontpagina van de Journal de Gand.9 Dergelijke polemieken zijn voor Verstraete ongetwijfeld de kroon op zijn ander dagelijks werk als … politiek geëngageerd journalist.

Menukaart van een banket, door de Antwerpse Kamer van Koophandel aangeboden aan Leopold II als vorst van Congo Vrijstaat, 16 oktober 1898 (Collectie Liberas).

Congo

Het engagement van Verstraete in het Gentse weeshuis krijgt jaren later een vervolg in Congo Vrijstaat. Koning Leopold II had in 1885 zijn grote droom verwezenlijkt en heerste ten persoonlijken titel over een uitgestrekte kolonie. De nationale en internationale verontwaardiging over de behandeling van de inheemse bewoners nam echter razendsnel toe. Men sprak schande over de manier waarop Congo werd bestuurd en de koning kwam onder zware druk te staan. De administrateurs van de Vrijstaat onder leiding van Edmond Van Eetvelde namen daarop het heft in handen en met bekwame spoed werden koninklijke decreten en reglementen gepubliceerd die de mensenrechten in de kolonie op een meer aanvaardbaar niveau moesten brengen.10

Op 12 juli 1890 verschijnt het allereerste decreet dat met opvoeding en onderwijs heeft te maken. De Vrijstaat wordt als enige, met de hulp van de scheutisten, verantwoordelijk voor de opvang en zorg voor inheemse weeskinderen en slachtoffers (tot 25 jaar) van mensenhandel. Zij worden samengebracht in kinderkolonies waar ze ook onderwijs en een opleiding krijgen, en in ruil mag de Congostaat over hen beschikken als gratis arbeidskrachten en hen rekruteren voor de Force Publique.11

De dagelijkse werking van de kolonies wordt overgelaten aan de scheutisten. Deze congregatie had op vraag van de Belgische bisschoppen in 1888 van paus Leo XIII de exclusieve vertegenwoordiging in het nieuw opgerichte Apostolisch Vicariaat van de Onafhankelijke Kongostaat verworven.12 Sindsdien waren deze paters op zoek naar steun uit het moederland, en naar een legitimering van hun inzet.

In die context wordt op 28 december 1888 per koninklijk decreet de Association Congolaise et Africaine de la Croix Rouge opgericht, een Rode-Kruisafdeling sui generis die zich aan de zijde van de scheutisten inzet voor het welzijn en de gezondheid van de Congolezen en meer specifiek de kinderen. La Flandre Libérale pakt einde 1890 uit met een uitgebreid artikel op de frontpagina met het stichtingsverhaal van de organisatie en een warme oproep om dit koninklijk project financieel te ondersteunen. Charles de Hemptinne, textielbaron en bestuurslid van de Gentse Association libérale, wordt op 29 maart 1889 voorzitter van de lokale afdeling van het Congolese Rode Kruis en kijkt naar de gereputeerde directeur van het Gentse weeshuis om structuur te brengen in deze organisatie. Charles Verstraete aanvaardt de functie van secretaris en komt daardoor opnieuw in een exclusief gezelschap van liberale en katholieke topfiguren terecht, onder wie Ernest de Kerchove de Denterghem, Prosper Van den Kerchove, Auguste de Maere-Limnander, Victor Casier, Charles Van Loo en Astère Vercruysse. Het eerste benefiet wordt georganiseerd in Verstraetes weeshuis en brengt 1.600 frank op.13 De Gentse kranten volgen de fondsenwerving en werking van deze Association in de daaropvolgende jaren nauwgezet op en Verstraete blijft op post tot zijn overlijden.

In februari 1894 wordt in Gent een tweede filantropische organisatie opgericht, ditmaal met een meer pedagogisch karakter, het Oeuvre de l’éducation des jeunes Congolais, en ook hier wordt Verstraete lid van het bestuur.14 Deze vereniging volgt hetzelfde parcours als de Rode-Kruisafdeling en organiseert haar benefietactiviteiten in hoofdzaak samen met de Société protectrice des enfants martyrs , een andere organisatie waarin Verstraete als medestichter in het bestuur zetelt.

Journalist

Verstraete ontdekt in Gent ook zijn andere roeping, die van journalist. Hij gaat schrijven voor de Journal de Gand, waarvan hij van 1869 tot 1887 ook nog eens hoofdredacteur is, en voor La Flandre Libérale, is correspondent voor Le Soir en La Gazette uit Brussel en Le Matin uit Antwerpen.

De Journal de Gand (van 1830 tot 1855 de Messager de Gand) is in Gent de belangrijkste drager van het orangisme, dat tot 1848 streed tegen de afscheuring van Nederland in 1830, en vervolgens het liberalisme. Lokale partijbonzen en boegbeelden uit de brede liberale beweging publiceren er hun verhaal en gebruiken de krant als primair propagandamiddel in tijden van verkiezing, van hoog oplopende conflicten of andere crises. Zowel hardliners als Hippolyte Metdepenningen, Adolphe Dubois en François Laurent als linkse liberalen zoals Napoleon Destanberg krijgen er een forum.

In 1874 krijgt de Journal de Gand een zusterkrant die moet dienen als versterking van een bedreigde liberale meerderheid. Onder de naam La Flandre Libérale krijgt ze een progressiever, radicaler en meer antiklerikaal profiel dan de Journal De Gand.

De fine fleur van de nieuwe generatie liberalen neemt er het voortouw: Albert, Alexis en Hippolyte Callier (de drie zonen van Gustave Callier), Hippolyte Lippens (opkomende ster in de Liberale Associatie, schoonzoon van burgemeester Charles de Kerchove en zelf burgemeester vanaf 1882), Lodewijk De Vriese15, Hendrik Keurvels en Adolphe Dubois, die als éminence grise een oogje in het zeil houdt bij al het jonge geweld. De Flandre schaart zich enthousiast achter initiatieven zoals de Pacificatiefeesten van 1876 en neemt in 1878 de rol van de Journal de Gand als leidend propagandamedium bij de verkiezingen over. De - in Gent klinkende - verkiezingsoverwinning van 1878 en de daaropvolgende vorming van de regering-Frère-Orban-Van Humbeeck schrijft de krant fier op haar palmares. De ontnuchtering na de grote verkiezingsnederlaag in 1884 zet de krant weer met beide voeten op de grond, waarna een meer gematigde koers wordt gevolgd.16

Details over het journalistieke werk van Charles Verstraete zijn niet bekend. Artikels worden in die periode maar zelden gesigneerd en indien dit toch gebeurt, gaat het om de initiaal van de voornaam, uitzonderlijk aangevuld met de initiaal van de familienaam. Waarover hij schrijft in La Flandre Libérale en de Journal de Gand blijft een blinde vlek. We kunnen enkel vermoeden dat hij de hand heeft gehad in de vele bijdragen in beide kranten over de talrijke initiatieven die hem na aan het hart lagen.

Arthur Goemaere, stichter van de BBD/APB (Collectie Liberas).

Bond der Belgische Drukpers

In oktober 1885 roept Arthur Goemaere, voorzitter van het Internationaal Perscomiteit en ondervoorzitter van het Belgisch Perscomiteit, op de wereldtentoonstelling in Antwerpen de daar aanwezige Belgische journalisten op om een beroepsorganisatie voor journalisten op te richten. Daarin zou een gedeeld respect voor de persvrijheid en voor het beroep als journalist an sich het leitmotiv zijn, los van de partijpolitieke tegenstellingen en persoonlijke vetes. Op 8 november 1885 gaan 68 journalisten op dat voorstel in en stichten de Bond der Belgische Drukpers (BBD/APB). Tijdens de eerste algemene vergadering, op 31 januari 1886 in de Cercle Artistique de Bruxelles, worden de statuten goedgekeurd en het eerste bestuur verkozen. Alle provincies zijn vertegenwoordigd en Goemaere, hoofdredacteur van de Antwerpse liberale krant Le Précurseur wordt voorzitter, Charles Verstraete, vertegen­woordiger van de Journal de Gand, wordt een van de commissarissen. Op de algemene vergadering op 26 december 1887 in het Gentse Posthotel op de Kouter wordt beslist om regionale afdelingen op te richten. Gent springt onmiddellijk op de kar en de Section gantoise (et des Deux Flandres) ziet in januari 1888 het levenslicht. De stichtende leden zijn de liberalen Charles Verstraete, Joseph Van Hoorde, Léon De Busscher, Lodewijk De Vriese, Louis Tytgadt, Herman Van Duyse, Jean Verschueren, Georges Verstraete, Georges Geill en Pieter Geiregat, en de katholieken Albert Dutry, Louis Pardoen en Guillaume Verspeyen. De politieke neutraliteit van het bestuur van deze bond, zoals gevraagd door Goemaere, staat van bij de start onder druk, duidelijk geïllustreerd door de stichtende leden. De katholieken zijn zichtbaar in de minderheid en zelfs de aanwezigheid van hun éminence grise bij uitstek, Guillaume Verspeyen, verandert daar weinig aan. De vereniging vindt bovendien onderdak in de gebouwen van de liberale Cercle Commercial et Industriel in de Lange Meer (huidige Universiteitstraat).17

Van de socialistische pers, i.c. de redactie van Vooruit, is hier zelfs nog geen sprake. Het Gentse afdelingsbestuur komt pas in 1912 met een oplossing sui generis op de proppen, waarna enkele tenoren van Vooruit zoals August Balthazar en Ferdinand Desmedt hun opwachting maken in het bestuur.18

Charles Verstraete zelf floreert binnen deze vereniging. Hij is van 1888 tot zijn overlijden in 1901 voorzitter van de Section gantoise et des Deux Flandres de l’Association de la Presse Belge, zoals de afdeling officieel heet, en beperkt zich niet tot de lokale uitstraling. Hij is financieel directeur van het eerste Internationaal Perscongres in Antwerpen en is (mede)bestuurder van de sectie Pers op de wereldtentoonstellingen van Parijs (1889) en Antwerpen (1894). Als zijn collega’s van de Brusselse krant Le Petit Bleu hem in 1895 eren als ‘Brusselaar van de dag’, omschrijven zij hem als volgt: “L’épée du militaire, la plume du journaliste, la férule du magister et la besace de l’apôtre de charité, voila ses armes. Un dur à cuir, un sévère, un à cheval sur les principes, un intransigeant parfois, c’est tout le mal qu’on pense du vaillant président du Section des Flandres de l’Association générale de la presse Belge. Ouf!”19

Initiatiefnemer van het Nachtverblijf

Bij een bezoek aan de Brusselse afdeling van de BBD/APB in 1886 maakt Verstraete kennis met het lokale nachtverblijf voor zwervende werkzoekenden. Deze vorm van opvang is op dat moment in heel Europa populair. Overheid en burgerij vinden elkaar in een systeem om de regelgeving rond landloperij, het veiligheidsgevoel op straat, de nood aan occasionele werkkrachten en een sociaal opvangbeleid voor wat zij als de ‘onderlaag van de maatschappij’ beschouwen in één beweging aan te pakken. In België is er steun vanuit de overheid, maar het privaat filantropisch aandeel is dominant. De Brusselse afdeling staat in voor de hoofdbrok van de financiering van het zogenaamde Asile du Marché du Parc en Verstraete weet onmiddellijk dat dit ook in Gent ‘zijn’ project moet worden.

Ook in Antwerpen en Luik worden in 1886 nachtverblijven opgericht en in La Flandre Libérale wordt die draad opgepikt. Kort daarna komt het idee van een nachtopvang voor het eerst op de agenda van de Gentse gemeenteraad te staan en in het daaropvolgende jaar wordt links en rechts discreet overleg gepleegd. Op 19 november 1887 organiseert de Société Française de Bienfaisance een benefiet waarvan de opbrengst bestemd is voor het nog op te richten Gentse nachtverblijf. Net als in Brussel en Antwerpen gaat het initiatief uit van de lokale dagbladpers, in dit geval de Journal de Gand waarvan Charles Verstraete hoofdredacteur is. In januari 1888 kondigt Verstraete in naam van de Gentse afdeling van de Persbond haar intentie om een nachtverblijf op te richten, officieel aan.

Het Oeuvre de l’Asile de Nuit wordt uiteindelijk op 3 november 1888 in het Posthotel boven de doopvont gehouden. Het Werk stelt zich kort daarna als volgt voor in de almanak van de stad Gent: “Het werk heeft voor doel 1° van een tijdelijk en kosteloos nachtverblijf te verleenen aan personen die zich zonder schuilplaats bevinden, zonder onderscheid van nationaliteit, ouderdom of godsdienst op de eenigste voorwaarde van zich te gedragen aan de regels van zedigheid, orde en gezondheid, die door ’t inwendig reglement voorgeschreven zijn. 2° Van zoo veel ’t mogelijk is, hun in de ellende ter hulp te komen.”20 Op 3 december 1888 opent het Gentse nachtverblijf zijn deuren en de eerste achttien gasten doen hun intrede. Het gaat over zeventien Belgen en één Fransman, volgens de pers allemaal “de braves ouvriers, propres et polis”.21

Charles Verstraete wordt de eerste afgevaardigd bestuurder van de organisatie en staat tot zijn overlijden in 1901 samen met collega-journalisten en anderen in voor de dagelijkse leiding en coördinatie. In de praktijk komt dat neer op de organisatie van de opvang in de wintermaanden en de zoektocht naar giften, benefietevenementen, subsidies en andere vormen van financiering tijdens de rest van het jaar. Hiervoor leunt hij zwaar op de Gentse BBD/APB-afdeling die via commentaren en oproepen in hun kranten het initiatief ondersteunen. Ter herinnering aan zijn engagement wordt in 1901 een arduinen gedenksteen met zijn naam in de gevel van het nachtverblijf ingehuldigd.22

On the side

Verstraete bouwt in Gent tussen de bedrijven door een behoorlijk divers sociaal netwerk uit. Hij is actief in organisaties met een duidelijk blauwe kleur zoals de vrijmetselaarsloge Le Septentrion en het Willemsfonds (waarvan hij levenslang lid is) of in antiklerikale gelegenheidscomités zoals dat voor de viering van de driehonderdste verjaardag van de inname van Den Briel door de geuzen in 1572. Voor dit grote herdenkingsfeest in Nederland wordt ook in Gent gecollecteerd en Verstraete zet zich hiervoor in, samen met de fine fleur van de Gentse liberalen, onder wie Hippolyte Metdepenningen (voorzitter), Julius Vuylsteke (secretaris), Jacob Heremans (penning­meester), Auguste de Maere, Joseph Kerfyser, Charles Mestdagh, Charles Parmentier, Adolph Sunaert, Van de Kerkhove-Van den Broeck en Edmond Willequet.23 In het Willemsfonds noch in de loge valt hij op. Hij zetelt in geen actiegroepen of andere comités, levert geen voordrachten respectievelijk bouwstukken af. Zijn eventueel engagement heeft zich mogelijks enkel achter de schermen afgespeeld. Ook in organisaties zoals de filantropische kring Zonder Naam niet Zonder Hart staat hij gewoon op de lijsten van de donateurs.

Verstraete zetelt in 1875 in het herdenkingscomité voor dichter en collega-journalist Napoleon Destanberg dat niet enkel een grafmonument wil bekostigen maar vooral een fonds wil oprichten voor de opvoeding van zijn vier kinderen (Destanberg overleed als een totaal berooide alcoholicus) en is in 1896 penningmeester van het herdenkingscomité voor kunstschilder Xavier De Cock, voor wie men in Deurle een grafmonument wil optrekken.24

Samen met al wie in Gent een leidinggevende rol speelt in het officieel onderwijs, zetelt hij in 1876 in het organiserend comité van het 5e Nationaal Onderwijzerscongres dat in augustus 1876 in Gent doorgaat. Naast de directeurs van de Gentse stadsscholen, behoren Auguste Wagener, Jacob Heremans, Emile Delecourt, Oswald de Kerchove, Gustave Rolin-Jaequemyns, Albert Callier, Karel Miry en Polydoor Van Hauwaert (schoonvader van Verstraetes dochter Hortensia) tot de organisatoren. Verstraete wordt officieel gevraagd als directeur van het weeshuis maar is datzelfde jaar ook zowel afgevaardigd bestuurder van de Cercle pour l’encouragement de l’enseignement primaire, een organisatie die studiebeurzen verleent aan zowel jongens als meisjes van de stadsscholen, als secretaris-generaal van het internationaal Derde Doofstommen Congres.25

Bij grote catastrofes wordt hij soms ook gemobiliseerd, al dan niet als penningmeester van de hulpcomités zoals na de gasexplosie in de steenkoolmijn van Seraing op 6 december 1881 waarbij 66 kompels om het leven kwamen, of na de grote brand in het splinternieuwe Ringtheater in Wenen op 8 december 1881 waarbij meer dan 400 doden vielen. Meer structureel wordt hij bijvoorbeeld in 1895, bij de stichting van de Société protectrice des enfants martyrs, de voorloper van wat nu Kind en Gezin is, opgenomen in het Gentse beschermcomité van deze organisatie.26

De Franse staat benoemt hem, samen met de inspecteur-generaal voor de Belgische weeshuizen, Victor Oudart, in 1884 tot officier in de Académie Française.27 In juni 1899 verleent de jury van de commissie sociale wetenschappen van de provinciale tentoonstelling van Oost-Vlaanderen hem het erediploma voor zijn gehele oeuvre en wordt hij gehuldigd door zijn collega-journalisten. Van overheidswege wordt Verstraete vereremerkt als ridder in de Leopoldsorde, en met het Burgerlijk Kruis 1e klasse en de Burgerlijke medaille voor moed en zelfopoffering.28

Erfgenamen

Charles Verstraete overlijdt op 16 januari 1901 en wordt onder grote belangstelling burgerlijk begraven in de familiekelder op de begraafplaats van Ledeberg. De lijkredes in het mortuarium worden gehouden door Oswald de Kerchove de Denterghem, de liberale voorzitter van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen, Leon Hallet namens de loge Le Septentrion, Julius Westendorp namens de Société des anciens orphelins en - eerder uitzonderlijk op een burgerlijke begrafenis - door de katholieke senator Astère Vercruysse, de nieuwe voorzitter van het Nachtverblijf.29

Zoon Georges, na zijn rechtenstudies journalist bij de Journal de Gand en later medewerker van La Flandre Libérale en correspondent voor La Nation Belge, Le Soir (Brussel) en Le Matin (Antwerpen), volgt in de voetsporen van zijn vader en is tot zijn dood in 1938 actief in de Bond der Belgische Drukpers en in het Werk van het Nachtverblijf.30

Zijn dochter Hortensia huwt met Oscar Van Hauwaert, in de eerste helft van de twintigste eeuw een van de boegbeelden van de liberale Vlaamse beweging. Hij was onder meer voorzitter van het Willemsfonds (1933-1951) en stichtend voorzitter van de Gentse Liberale Bond (1933-1940).31

Bronnen, noten en/of referenties

1. Archief Gent, BS Overlijdensakte 16.01.1901, nr. 167, Charles Verstraete; Universiteitsbibliotheek Gent, collectie Ephemera, Doodsbrief Anna-Maria Finet; ‘Charles Verstraete’, in: Gent Voorwaarts/Gand en Avant, 2, nr. 45-46 (31 december 1899): 4.

2. De debatten zijn dagelijks voorpaginanieuws in de Journal de Gand van 13 maart 1864 tot 21 maart 1864; Journal de Gand, 27 oktober 1864; Marcel De Bleecker, Kuldersbloed en blauwemeisjestranen. Gentse weeshuizen 1615-1984 (Gent: KVGOW, 2010) 21-24.

3. De Bleecker, Kuldersbloed en blauwemeisjestranen, 83-87.

4. ‘Sterfgevallen’, in: Het Volksbelang, 35, nr. 3 (19.1.1901): 3.

5. Journal de Gand, 26 november 1889.

6. ‘Les funérailles de M. Ch. Verstraete’, in: La Flandre Libérale, 20 januari 1901, 1.

7. ‘Charles Verstraete’, in: Gent Voorwaarts/Gand en Avant, 4; De Bleecker, Kuldersbloed en blauwemeisjestranen, 83-87; Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent (Gent: Snoeck en Liberaal Archief, 2014), 149-150 en 288-229.

8. Le Bien Public, 28 mei 1877; ‘Correspondance’, in: Le Bien Public, 30 mei 1877.

9. Journal de Gand, 10 september 1876.

10. Zie o.m. Géraldine André en Marc Poncelet, ‘Héritage colonial et appropriation du pouvoir d’éduquer’, in: Cahiers de la Recherche sur l’Education et les Savoirs, 12 (2013): 271-295; A.M. Delathuy, De Kongostaat van Leopold II (Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 1989) 317-341 en 485-504; Guido De Weerd, L’Etat Indépendent du Congo. A la recherche de la vérité historique (Brussel: Editions Dynamedia, 2015) 399-405.

11. ‘Colonies d’enfants indigènes’, in: Bulletin officiel de l’Etat Indépendant du Congo (1890) 120-121.

12. Missionering in Congo Vrijstaat (1885-1908), geraadpleegd op 31.1.2025.

13. ‘Causerie. Association Congolaise et Africaine de la Croix Rouge’, in: La Flandre Libérale, 17 november 1890, 1-2.

14. La Flandre Libérale, 16 februari 1894.

15. Bart D’hondt, "Een eenmans-propaganda-machine: Lodewijk De Vriese (1848-1932)", Liberas Stories, laatst gewijzigd 15/11/2024.

16. Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat, 215-219.

17. Lutgart Huvenne, Proeve tot typologie van de negentiende-eeuwse Gentse journalist (licentiaatsverhandeling (vakgroep Nieuwste Geschiedenis), RUG, 1973), 258-273; La Flandre Libérale, 27 oktober 1885, 3; Georges Verstraete, Association de la presse belge, section de Gand 1888-1891, section des Flandres 30 mars 1891: éphémérides (Gent: Hoste, 1933) 10; Romain Van Eenoo, ‘De Vlaamse afdeling van de Belgische Persbond en Wereldoorlog I (1887-1918)’, in: Wetenschappelijke Tijdingen, 74, nr. 4 (2015): 112-123

18. Voor dit specifieke verhaal, zie Julie Bohez en Bart D’hondt, ‘Vooruit en het Gentse Werk van het Nachtverblijf (1888-1945)’, in: Brood & Rozen, nr. 4 (oktober - december 2024): 4-33.

19. La Flandre Libérale, 13 mei 1895.

20. Dubbele Wegwijzer der Stad Gent en der provincie Oost-Vlaanderen voor het jaar 1890 - 28e jaar (Gent: Eug. Vanderhaeghen, 1890) 359.

21. ‘Chronique locale’, in: La Flandre Libérale, 4 december 1888; Le Peuple, 6 december 1888.

22. Julie Bohez en Bart D’hondt, ‘Tous de braves ouvriers, propres et polis. Het Gentse Werk van het Nachtverblijf (1888-1945)’, in: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde Gent (Gent: MGOG, 2023) 259-394.

23. ‘De Brielsche verjaardag’, in: Het Volksbelang, 6, nr. 11 (16 maart 1872): 1.

24. Journal de Gand 23-24 september 1875; Journal de Gand, 12 oktober 1896.

25. Journal de Gand, 8 juli 1876; Journal de Gand, 30 september 1876.

26. Journal de Gand, 28 december 1881 Journal de Gand, 2 maart 1882; Journal de Gand, 3 november 1895.

27. Journal de Gand, 16 januari 1884.

28. La Flandre Libérale, 28 juni 1899; ‘Charles Verstraete’, in: Gent Voorwaarts/Gand en Avant, 4

29. ‘Les funérailles de M. Ch. Verstraete’, in: La Flandre Libérale, 20 januari 1901; ‘Mort de M. Charles Verstraete’, in: La Flandre Libérale, 17 januari 1901; ‘Overlijdensbericht’, in: Het Volksbelang, 35, nr. 3 (19.1.1901): 3.

30. Huvenne, Proeve tot typologie van de negentiende-eeuwse Gentse journalist, 255-256.

31. Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat, 85-86.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Bart D’hondt, "Charles Verstraete. De pers als filantropisch bindmiddel", Liberas Stories, laatst gewijzigd 27/02/2025.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op