Antwerpen eind april 1851. De stad is in de ban van een roeiweddenschap. De inzet is groot, men spreekt van drieduizend frank. Voor Constantin de Caters, zoon van de gewezen orangistische burgemeester van Berchem, zijn de Britse roeiers superieur. Hij heeft een roeiboot in Engeland laten bouwen en zet Britse roeiers in. Max Van den Bergh, broer van de liberale politicus Jean, doet een beroep op Belgische roeiers. De overwinning gaat naar de Britse roeiers.
Na de wedstrijd besluiten de overwonnen Antwerpenaars een regattavereniging op te richten. Op 15 mei stichten George Collings, handelsagent van een Rotterdams makelaarsbureau; Francis Werbrouck, rentenier-grondeigenaar, en Auguste André, scheepsmakelaar, de Société de Régates de Schelde. Hun doel is niet het publiek vermakelijkheden te bezorgen, maar het trainen van zeelui en het bevorderen van de inlandse scheepsbouw. Het initiatief kent succes. Het voorlopig bestuur bestaat, naast de drie stichters, uit Gustave Piéron, Léonce de Knyff, verkozen als gemeenteraadslid te Merksem in 1854, en Jean Goubau. Piéron is Antwerps gemeenteraadslid (1837-1854) en schepen (1839-1854). Hij is een van de Antwerpse afgevaardigden op het liberaal congres van 1846.
Op 30 juni 1851 richt de directie een schrijven aan burggraaf de Conway, intendant van de civiele lijst en vertrouweling van Leopold I. Zij verzoekt hem om de vereniging onder de bescherming van het vorstenhuis te mogen plaatsen. In voorkomend geval vraagt zij de naam Royal Yacht Club Belge (RYCB) te mogen voeren om het nationaal karakter van de maatschappij te benadrukken. Beide verzoeken worden ingewilligd.