De LVV’ers willen de Franstalige lezers in de eerste plaats overtuigen dat ook zij échte liberalen zijn. Progressieve liberalen weliswaar, die zich beroepen op de principes van de vooruitstrevende fractie van het Belgische liberalisme, in het verleden vertegenwoordigd door bijvoorbeeld de Brusselse Association Libérale vanaf het begin van de jaren 1880 en de Progressistische Partij (°1877) van Paul Janson.
Maar, benadrukt Heymans, het LVV voldoet met zijn standpunten volledig aan het liberale programma zoals het bepaald werd door het congres van 1920. Met als doel de eenheid van de Belgische liberalen te realiseren (wat Heymans toejuicht), formuleerde dit congres een programma dat zeer nauwkeurig was voor alle thema’s waarover de aanwezigen het eens waren, maar liet het daarnaast - binnen bepaalde grenzen - voldoende ruimte voor persoonlijke interpretatie van de thema’s waarover geen eensgezindheid bestond.
Tot deze laatste categorie behoren de organisatie van het leger en de taalkwestie, net die thema’s waar het LVV het verschil wil maken. In tegenstelling tot andere liberalen streeft het LVV naar een sterk ingeperkte dienstplicht van zes maanden. Hoewel dit niet ingaat tegen het programma van 1920, levert dit standpunt de LVV’ers veel tegenkanting op: