Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.

Deprecated: Function strftime() is deprecated in /data/sites/web/webdoosio/subsites/klanten.webdoos.io/liberas/views/magazineartikel.php on line 13
Perspectief

Karel Poma: kruisvaarder voor het milieu

Milieu is een niet meer weg te denken politiek thema. In België is Karel Poma (1920-2014) een toonaangever in het milieudebat. In 1977 schrijft hij hierover het volgende: “Jarenlang hebben wij tegen het tij in moeten roeien. (…) Onze strijd was er één van vallen en opstaan”. 

Nathan Lauwers
16 April 2022

Portret Poma als staatssecretaris voor leefmilieu.

Karel Poma is een van de kopstukken van de liberale partij op het einde van de twintigste eeuw. Als zoon van de Wilrijkse burgemeester Carolus Poma is het liberalisme hem met de paplepel meegegeven. Karel Poma is een bevlogen vrijzinnige en lid van verschillende Antwerpse vrijmetselaarsloges. In deze context schrijft hij diverse werken over het liberalisme en de vrijzinnigheid zoals De Verlichting. Pijler van de beschaving (2009). Poma zetelt tussen 1965 en 1985 in het parlement, alternerend in de Senaat en in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In 1974 wordt hij aangesteld als staatssecretaris voor Leefmilieu (1974-1977) in de regering-Tindemans I, van 1981 tot 1985 is hij Vlaams minister van Cultuur.

Tekstaffiche voordracht Poma over het leefmilieu.  

Het leven en werk van Karel Poma verdient een diepgaandere biografische schets.1 Hier zullen we een eerste aanzet geven en focussen op een specifieke thematiek in zijn ideeëngoed, namelijk het milieu. Poma neemt, eerst als parlementslid en later als de eerste Belgische staatssecretaris voor Leefmilieu, het voortouw in milieukwesties. De relatie tussen liberalisme en milieu is dikwijls bestempeld als problematisch of zelfs incompatibel.2 Dat is dikwijls gebaseerd op een simplificatie van het politiek liberalisme en door een amalgaam te maken met het kapitalisme. In de jaren ’70 verwoordt een socialistisch kamerlid het zo: “Wij weten toch dat de P.V.V. misschien wel een verkiezingsstunt kan uithalen door een man als u op haar lijst als vedette van het leefmilieu te plaatsen. Maar een partij die gebonden is aan het kapitalisme, Mijnheer Poma, kan geen werkelijke maatregelen treffen dat weten wij ook”.3 Het gedachtegoed van Poma is echter de reflectie van een pragmatisch evenwicht tussen liberalisme en milieu, gestoeld op een politieke rationaliteit, die in verschillende opzichten vooruitstrevend is.

De milieuproblematiek en de milieubewegingen

De opkomst van het milieubewustzijn en de milieubewegingen kan in verschillende generische fases worden opgedeeld. Een eerste fase kan afgelijnd worden met het ontstaan van de eerste natuurbehoudsbewegingen in de negentiende eeuw. Met de verregaande industrialisering van Europa verdwijnt steeds meer natuur en treedt de problematiek van de volksgezondheid in de steden meer op de voorgrond. Vooral individuen uit de burgerij engageren zich om ethische en natuurwetenschappelijke redenen in deze romantische natuurbehoudsbewegingen. Een tweede fase is de opkomst van de milieubewegingen in de jaren 1960. De vroege milieubeweging bestaat vooral uit lokale actiegroepen, die zich ad hoc organiseren om het leefmilieu in hun directe omgeving te beschermen.4 Dit is een wezenlijk verschil met de natuurbehoudsbewegingen, die een niet-maatschappijkritische houding aannemen en vooral uit de elite ontstaan. De mobilisering en politisering heeft vooral een lokale reikwijdte.5 Dit maakt het een heterogene beweging, maar toch met een overkoepelende focus op de algemene kwaliteit van het menselijk leefmilieu. In deze tweede fase zien we dat het milieubewustzijn onder de bevolking vergroot en dat de milieuproblematiek meer aandacht krijgt. Dit is vooral gedreven door wetenschappelijke publicaties op internationaal niveau. De derde fase neemt in België een aanvang in 1973 met de mobilisatie en contestatie rond de ontwikkeling van een duwvaartkanaal. Hier zien we de opkomst van het politiek ecologisme. Dat politiek ecologisme is gestoeld op een visie, die een intrinsieke waarde toekent aan de natuur. In deze periode ontstaat een breuklijn tussen enerzijds ecologisten en anderzijds zij die vertrekken vanuit een menselijk uitgangspunt om milieukwesties te kaderen.6

Bij het overlijden van Karel Poma verschijnt een artikel dat hem omschrijft als een ‘scharnierman’.7 Binnen de voornoemde fases lijkt deze definitie te kloppen. Poma is inderdaad een figuur die moet gekaderd worden tussen de tweede en de derde fase. Binnen de tweede fase wordt vooral vanuit een wetenschappelijk perspectief naar milieukwesties gekeken. Het is een periode waarin verschillende onderzoeksrapporten verschijnen en er grote academische aandacht is voor milieuverontreiniging. Poma is opgeleid als wetenschapper: hij promoveert in 1946 als doctor in de scheikunde en heeft eveneens een diploma bacteriologie op zak. Deze wetenschappelijke achtergrond is een essentieel kader waarbinnen het ideeëngoed van Poma zich situeert. Want zelfs tijdens zijn parlementaire carrière is hij - tot 1971 - tewerkgesteld bij de Antwerpse Waterwerken. De strijd tegen waterverontreiniging is dan ook een van zijn eerste stokpaardjes. De politieke vertaling van het ecologisme in de derde periode botst echter met zijn liberaal ideeëngoed.

Liberalisme en milieu in het ideeënkader van Poma

In 1971 antwoordt eerste minister Eyskens het volgende op een vraag van Poma over de milieupolitiek van de regering: “Wij moeten hier ook eens duidelijk stellen waarvoor men kiest: ofwel het ritme van algemene vooruitgang in de wereld volgen, het land moderniseren en onze bevolking een hogere levensstandaard bezorgen; ofwel voortgaan te leven in een meer natuurlijk milieu, maar zonder enige kans op een sterke economische ontwikkeling”.8 De ogenschijnlijke tegenstelling tussen economische groei en de milieuproblematiek beheerst het debat. Karel Poma omschrijft dit als een valse tegenstelling. In zijn denken vinden we een zoektocht naar een nieuw evenwicht, gebaseerd op een liberaal fundament. Een liberaal perspectief dat vertrekt vanuit de mens in relatie tot de natuur.

In 1972 publiceert een groep van wetenschappers, de zogenaamde club van Rome, een rapport onder de titel Grenzen aan de groei.9 Het rapport onderstreept de eindigheid van natuurlijke grondstoffen in relatie met een exponentiële economische groei. In de context van de oliecrisis krijgt het rapport veel aandacht, maar ook de eerste kritiek van doemdenken weerklinkt. Karel Poma kan zich echter vinden in het basisidee van het rapport.10 Hij stelt dat de exponentiële en ongebreidelde groei die na de Tweede Wereldoorlog ontstaat, niet kan blijven doorgaan.11 Hij omschrijft een ander soort groei, die in harmonie moet staan met het milieu. De definitie van een ‘andere soort groei’ blijft tamelijk abstract in zijn denken, maar we kunnen wel twee belangrijke elementen ontwaren.

Allereerst, welzijn moet een meer prominente plaats krijgen in het maatschappelijke debat. Poma oppert dat welzijnsfactoren, zoals ethische, sociale en ecologische problemen, moeten meetellen in de berekening van het BNP. Hier zien we de contouren van een index voor ‘duurzame’ welvaart. Hij argumenteert dat de consumptiemaatschappij geen doel op zich is, maar een middel tot een harmonisch evenwicht tussen welvaart en welzijn.12 Economische groei en vooruitgang zijn niet noodzakelijk gelijkgestemden. Ten tweede poneert Poma dat technologische evolutie als een motor van welvaartcreatie nooit ten koste mag gaan van het milieu. Volgens Poma is dit in het verleden wel gebeurd door menselijke slordigheid, nalatigheid, gierigheid en gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef. Om deze problematiek aan te pakken, ijvert hij voor een krachtdadig overheidsingrijpen. Voor alle duidelijkheid, Poma pleit niet voor een ontkoppeling van economische groei en technologische evoluties, maar net dat die evoluties uitsluitend plaatsvinden binnen bepaalde milieudoelstellingen.

Karel Poma hekelt het ondoeltreffende Belgische milieubeleid door het gebrek aan regulering. Door het uitblijven van uitvoeringsbesluiten is het milieubeheer een dode letter tot in het midden van de jaren zeventig. Poma neemt vanaf zijn intrede in de Senaat en later in de Kamer initiatieven om dat te veranderen. Illustratief zijn de verschillende wetsvoorstellen op het vlak van lucht-, water- en bodemverontreiniging die hij in 1972 lanceert.13 Het achterliggende idee is dat de overheid bij economische expansie, de randvoorwaarden moet creëren om de bescherming van het milieu te garanderen.  Meestal wordt hierbij gedacht aan het principe van ‘de vervuiler betaalt’. Poma gaat echter verder en dat is redelijk vooruitstrevend. Hij stelt dat deze slogan de essentie verhult en illustreert dit door wat hij definieert als de ‘bikini-bepaling’: “Cela laisse tout voir, sauf l’essentiel”.14 Poma overstijgt het principe van de vervuiler betaalt door te ijveren voor verbodsbepalingen, normeringen en milieudoelstellingen. Hij stelt voor om bepaalde industrieën af te stoten, en bepaalde producten te verbieden.

In het recente werk Wat we toen al wisten: de vergeten groene geschiedenis van 1972, stelt Geert Buelens dat Poma nogal naïef was met zijn ideeën over regulering.15 De auteur benadrukt terecht de macht van economische actoren in de totstandkoming van regulering. In zijn ‘Groene geschiedenis’ zet hij liberalen - zoals Poma - neer als mensen die lippendienst bewijzen aan de milieuproblematiek, maar toch vooral het vrije ondernemen behartigen. In het geval van Poma is dit echter niet correct, want die is zich zeer goed bewust van de economische macht die uitgaat van bedrijven. In zijn werk Energie en democratie omschrijft Poma hen als de vierde macht. Hij bepleit hier nadrukkelijk een nieuwe scheiding der machten om het liberaal streven naar een evenwicht tussen algemeen en individueel belang te herstellen.16 Daarnaast ijvert hij voor supranationale regulering, omdat - net zoals de milieuproblematiek - banken en multinationals een grensoverschrijdend karakter hebben.17 Een centraal element in het denken van Poma is dus dat de strijd tegen milieuverontreiniging moet geregeld worden door een constitutioneel en wettelijk arsenaal. In een democratie moet de wet het evenwicht tussen het algemeen en individueel belang regelen. De overheid moet erover waken dat de wetten worden toegepast. In deze context ijvert Poma dan ook dikwijls voor een verstrenging van de strafmaat en efficiënte controles.

Het evenwicht tussen ecologie en liberalisme in het ideeënkader van Poma is gestoeld op het principe van milieubescherming als een politieke rationaliteit.18 Poma definieert milieukwesties - ook vanuit zijn wetenschappelijke achtergrond - als een technische of apolitieke problematiek. Dit zien we terugkomen in de verschillende voorstellen die hij lanceert voor milieubeheer: het oprichten van milieuraden met experten, een departement leefmilieu met wetenschappelijk onderzoek als belangrijke pijler en milieutechnische instituten.19 Anders gezegd, er hoort een rationele consensus te zijn dat milieubescherming noodzakelijk is in het algemeen belang: het recht op een gezond leefmilieu. Poma benadrukt dit door verwijzingen naar de volksgezondheid en de noodzaak om het leefmilieu veilig te stellen, voor de zelfontplooiing van toekomstige generaties onder gelijkaardige condities. Belangrijk is vooral het principe dat milieubescherming moet gebeuren via een democratische transformatie van de samenleving, en niet via radicale systeemverandering.20 Deze evolutie gebeurt, volgens Poma, door een mentaliteitsverandering en verregaande regulering. De evolutie moet dus onderwerp zijn van een maatschappelijk en politiek debat. Ten slotte heeft Poma ook oog voor principes van sociale herverdeling en ondersteunende maatregelen, die gepaard moeten gaan met de ecologische transitie.

Het duwvaartkanaal: mobilisering en maatschappelijke bewustwording

Een belangrijke episode in de opkomst van een ‘Groene’ partij in Vlaanderen is het protest rond het zogenaamde duwvaartkanaal Oelegem-Zandvliet. In de jaren 1960 is het plan opgevat om een kanaal te graven dat het noordelijke deel van de Antwerpse haven verbindt met het Albertkanaal. De economische argumenten zijn dat deze nieuwe verbinding het mogelijk moet maken om een grotere tonnage te verschepen en opstoppingen te vermijden. Het traject van de nieuwe vaarweg situeert zich in de Antwerpse Voorkempen en volgt de antitankgracht, die net voor de Tweede Wereldoorlog werd gegraven. In de verstedelijkte provincie Antwerpen is het een uitzonderlijk groene zone van natuurgebieden en bossen.

Aanvankelijk is het protest zeer kleinschalig. Het zijn vooral plaatselijke bewoners die zich verzetten tegen de onteigeningen tijdens de voorbereidende werken. Toch is Karel Poma reeds vroeg gekant tegen de ontwikkeling van het kanaal. In 1966 ondervraagt hij als eerste de toenmalige minister van Openbare Werken (Jos De Saeger) omtrent het tracé. Karel Poma bekritiseert de economische rendabiliteit van het kanaal, maar daarnaast stelt hij dat de aanleg ervan de laatste groene zone rond Antwerpen enorm zou schaden.21 Hij wijst erop dat ook economische actoren niet meer eenduidig achter het plan staan en dat er naar alternatieven moet worden gezocht - onder meer een verbreding van het Albertkanaal  wordt als optie voorgesteld. Karel Poma slaagt erin om argumenten betreffende economie en milieubehoud te linken in zijn discours.

Flyer met propaganda voor de kandidaat Karel Poma.  

Vanaf 1973 zien we dat de antiduwvaartbeweging vaart krijgt en ook het parlementair debat intensifieert. Perscampagnes in onder meer de Gazet van Antwerpen trekken de aandacht van de publieke opinie. Lokale actiegroepen organiseren zich in het actiecomité Red de Voorkempen, en later in het Nationaal Comité tegen de Duwvaart. Deze gestructureerde acties zijn een drijvende kracht achter de mobilisatie en vergroten het milieubewustzijn onder de bevolking. De maatschappelijke contestatie leidt ook tot meer politieke aandacht. We zien dat in 1973 de lokale contestatie rond het duwvaartkanaal een politieke vertaling krijgt in het parlement. Het zijn vooral Antwerpse parlementsleden, over verschillende partijgrenzen heen, die zich roeren tegen de aanleg. Karel Poma komt met een nieuw salvo aan argumenten, die zich specifiek toespitsen op het leefmilieu: de problematiek van grondwaterverlaging en het verdwijnen van duizenden hectaren aan bos. Hij stelt dat er geen rekening is gehouden met biologische en ecologische elementen. Poma concludeert: ‘laten wij de moed hebben met de realisatie van dit project te stoppen. Het is beter halfweg op zijn stappen terug te keren, dan het volledig te realiseren en te falen’.22

Poma stelt in 1966 de eerste politieke actie tegen het duwvaartkanaal en krijgt in 1975 als staatssecretaris voor Leefmilieu de handtekeningen, die de maatschappelijke mobilisatie reflecteren, overhandigd. Deze petitie is in feite het sluitstuk, want in 1975 beslist de regering om de beslissing op de lange baan te schuiven. Pas in 2003, onder het ministerschap van Dirk Van Mechelen, valt het doek definitief over het verbindingskanaal.

Staatssecretaris voor Leefmilieu

De antiduwvaartprotesten vormen een kantelmoment in de opkomst van de milieubeweging. Er gaan stemmen op om een politieke vertaling te realiseren door het oprichten van een nieuwe partij rond de Anders-Gaan-Leven-beweging. Zo ver komt het in eerste instantie nog niet.23 Wel worden er ‘groene lijsten’ opgesteld met politici van politieke partijen, die een milieubewuste stem verdienen. Karel Poma staat op die lijst. Het groeiende milieubewustzijn onder de bevolking en de mobilisering met collectieve acties dwingen bestaande politieke partijen om aandacht te besteden aan de milieuproblematiek. In deze context ontstaat in 1974 het staatssecretariaat voor Leefmilieu. Karel Poma is de eerste Belgische staatssecretaris voor Leefmilieu in de regering-Tindemans I. Hij is reeds lange tijd een groot pleitbezorger voor de oprichting van een departement en ministerie voor leefmilieu, en presenteert hiervoor verschillende wetsvoorstellen. In een strategisch perspectief lijkt het geen slechte zet om Poma, als de hevigste criticus van het gevoerde milieubeleid, staatssecretaris te maken. Daarnaast was hij waarschijnlijk ook de beste keuze.

In eerste instantie is Poma hoopvol: “De oprichting van een staatssecretaris voor Leefmilieu is het bewijs van het bewust en duidelijk geformuleerd verlangen van de regering om in de toekomst niet alleen de welvaart, maar ook het welzijn bij voorrang na te streven”.24 Poma streeft een ambitieus beleidsprogramma na met name: de bestaande regelgeving harmoniseren, uitvoeringsbesluiten formuleren en regionale versnippering van bevoegdheden tegengaan. Hij zet de politieke rationaliteit ten opzichte van het leefmilieu om in de praktijk door de aanstelling van verschillende wetenschappers binnen zijn kabinet.25 Ondanks de ambitieuze opzet, heeft Poma als staatssecretaris slechts beperkte bevoegdheden, en valt hij onder de minister van Volksgezondheid. Daarnaast speelt milieu in de regering slechts tweede viool - in ieder geval achtergrondmuziek. De regionalisering en communautaire spanningen monopoliseren het politieke debat. Poma is de zalm in de rivier. In de context van een regionaliseringsdynamiek pleit hij net tegen de versnippering van bevoegdheden. Hij benadrukt dat de milieuproblematiek, bij uitstek grensoverschrijdend, het communautaire moet overstijgen.26 Hij illustreert dit aan de hand van de Zenne, die de drie gewesten doorkruist. Ondanks zijn vurig pleidooi kan Poma de versnippering in bevoegdheden en verregaande regionalisering van de milieupolitiek niet tegenhouden: de politieke roep naar regionalisering is te sterk.27 Hij stelt enigszins verslagen: “Indien een terugkeer tot nationaal beleid niet meer mogelijk is om interne politieke redenen, dan kan door een supranationaal beleid het leefmilieu in ons land gered worden”.28

De ruimte die Poma heeft om zijn visionaire opzet en de gepaste maatregelen uit te werken, zijn dus minimaal. Toch is het in deze periode dat het formele Belgische milieudomein voor de eerste maal vorm krijgt. Het kabinet Leefmilieu fungeert als een studiedienst en doet voorstellen voor milieubeheer die hun tijd ver vooruit zijn. Naast de oproep tot een gecentraliseerd beleid - op nationaal of Europees niveau -, worden ook de speerpunten van het te voeren beleid gedefinieerd. De grote lijnen zijn: strijd tegen alle vormen van verontreiniging, ruimtelijke ordening, milieubewustzijn aanwakkeren door educatie, en toegepast wetenschappelijk onderzoek faciliteren.29 Het beleid dat Poma uitstippelt, is een trendbreuk met de ad-hocinitiatieven en vertoont een structurele visie om de milieuproblemen aan te pakken.

De ecologische (politieke) uitdaging

Ondanks het voorstel van Poma om een apart ministerie van Leefmilieu op te richten, wordt de bevoegdheid voor leefmilieu in juni 1977 toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. Het is illustratief voor de verminderde politieke aandacht. Toch heeft milieu zich een definitieve plaats toegeëigend op de politieke agenda. In 1982 manifesteert dit zich in de oprichting van Agalev. Deze partij, ontsprongen uit de Anders-Gaan-Leven-beweging en de duwvaartprotesten, is een vertaling van het politiek ecologisme.30 In deze periode roept het politiek ecologisme op tot systeemveranderingen, die moeilijk te rijmen vallen met het liberalisme. Poma verzet zich tegen de radicale systeemverandering die gepropageerd wordt, en de specifieke invulling die wordt gegeven aan ‘het goede leven’ vanuit een postmaterialistische visie.31 Het ideeëngoed van Poma blijft trouw aan de principes van neutraliteit en pluralisme, als fundamenten van het liberalisme.32 

Poma is dan ook bijzonder kritisch voor Agalev: “Leefmilieu blijft me aan het hart liggen, maar Agalev houdt in zijn ecologisch fundamentalisme geen rekening met de werkelijkheid”.33 Poma is ervan overtuigd dat de milieubeweging een grote fout heeft gemaakt door zich te manifesteren als politieke partij. De electorale opkomst van Agalev resulteert in ieder geval in een herpositionering van de traditionele partijen ten aanzien van de milieuthematiek. De politisering en contestatie van het ecologisme leidt tot een verbreding in opinies (polarisering). Stemmen die pleiten voor een vermarkting of privatisering van natuurlijke grondstoffen krijgen meer gehoor in liberale kringen.34-35 Het pleidooi voor deregulering, dat op de voorgrond wordt geplaatst, staat echter haaks op het denkkader van Poma.

Conclusie

De definitie van Poma als een ‘scharnierman’ is in zekere zin juist. Dit heeft vooral betrekking tot het politieke en maatschappelijke debat rond milieu in die periode: het is een scharniermoment. Enerzijds is er nog steeds een traditie om milieuproblemen vanuit een wetenschappelijk en technisch perspectief te benaderen - waarvan Poma zeker een adept is - maar anderzijds zien we de opkomst van het politiek ecologisme. Meer dan een scharnierman is Poma een toonaangever voor het milieudebat in België. Men zou kunnen stellen dat het hedendaags politiek ecologisme - of toch de politieke vertaling ervan - meer naar zijn ideeënkader is geëvolueerd.

Bronnen, noten en/of referenties

1. Zie: Luc Pareyn, Van natuur tot cultuur. Huldeboek Karel Poma (Gent: Liberaal Archief, 2000) en Jimmy Koppen, Karel Poma, vrijzinnig en liberaal: een biografisch essay (Brussel: ASP, 2017).

2. Marcel Wissenburg, Green Liberalism. The free and the green society (Milton Park: Routledge, 1998). 

3. Kamer van Volksvertegenwoordigers, ‘Parlementaire handelingen: vraag van De heer Geldolf’, 29 mei 1974. 

4. Patrick Stouthuysen, ‘De politieke identiteit van de Vlaamse Groene Partij Agalev’, in: Res Publica, 25, nr. 2 (1982): 349-375. 

5. Kris Deschouwer et al, ‘Agalev, van catacomben tot geïntegreerd politiek alternatief’, in: Van ‘mei 68’ tot ‘Hand in hand’. Nieuwe sociale bewegingen in België 1965-1995, eds. Staf Hellemans en Marc Hooghe (Leuven: Garant, 1995) 127-147.  

6. Derek Bell, ‘How can political liberals be environmentalists?’, in: Political studies, 50, nr. 4 (2002): 703-724. 

7. De Standaard, 28 december 2014. 

8. Senaat, ‘Antwoord Eerste Minister op vraag Poma over het ontbreken van een regeringspolitiek inzake de vrijwaring van ons leefmilieu’, 30 maart 1971.

9. Dennis Meadows et al, Rapport van de Club van Rome: de grenzen aan de groei (Amsterdam: Spectrum, 1972). 

10. Liberas, Archief Lucienne Herman-Michielsens (archief nr. 42), 5.33.1. ‘Milieu en burger’, 1986.

11. Karel Poma, Energie en democratie. Waar het om gaat (Kalmthout: Nederlandsche Boekhandel, 1976) 22. 

12. Liberas, Archief Lucienne Herman-Michielsens (archief nr. 42) 5.16.1. ‘Nota over een nieuw energiebeleid. Een PVV-standpunt door Karel Poma’, 1979.

13. Liberas, Archief Karel Poma (archief nr. 1316), wetsvoorstel oprichting departement milieubeheer.

14. Liberas, Archief Lucienne Herman-Michielsens (archief nr. 42), 5.33.1. ‘Milieu en burger’, 1986.

15. Geert Buelens, Wat we toen al wisten: de vergeten groene geschiedenis van 1972 (Amsterdam: Querido, 2022) 229. 

16. Poma, Energie en democratie, 91. 

17. Karel Poma, ‘Milieuproblemen in verband met de E.G.’, in: Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel (1992). 

18. Bell, ‘How can Political liberals be environmentalists?’, 710.  

19. Liberas, Archief Karel Poma (archief nr. 1316), wetsvoorstel Provinciale Hoge Raden ter bescherming leefmilieu

20. Poma, Energie en democratie, 89. 

21. Senaat, Interpellatie Karel Poma over het uitblijven van de noodzakelijke openbare werken aan de haven van Antwerpen, 18 mei 1966. 

22. Kamer van Volksvertegenwoordigers, Interpellatie Karel Poma over het tracé van het verbindingskanaal tussen het Albertkanaal en het Schelde-Rijnkanaal, 10 mei 1973. 

23. Jan Verheeke, ‘Politisering en depolitisering van het natuurbehoud’, in: Oikos, 72, nr. 1 (2015): 84-96. 

24. Kamer van Volksvertegenwoordigers, Vraag betreffende de verontreiniging van de Schelde, 17 juli 1974. 

25. Een goed voorbeeld hiervan is de aanstelling van Rudi Verheyen (1938-2014). Poma toetst reeds bij zijn parlementair werk verschillende wetsvoorstellen af met Verheyen, die als professor biologie verbonden was aan de Universiteit Antwerpen. Verheyen werd later voorzitter van de Milieu- en Natuurraad voor Vlaanderen, en is een expert op het gebied van ecosystemen en de menselijke invloed hierop. Zie: Liberas, Archief Karel Poma (archief nr. 1316), wetsvoorstel nr. 324: Toelichting wetsvoorstel op ruilverkaveling.

26. Karel Poma, ‘De constitutionele ontsporing van de strijd tegen waterverontreiniging’, in: Nieuw tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, nr. 3 (1994). 

27. Ibidem.

28. Ibidem.

29. Liberas, Archief Karel Poma (archief nr. 1316), wetsvoorstel nr. 161: tot organisatie van de bescherming van het leefmilieu. 

30. Agalev ontstaat uit het ecologisme, maar ook binnen de partij is er een heterogeniteit aan maatschappijvisies. 

31. In het geval van Agalev ging het in eerste instantie om een soort van christelijk libertaire invulling, maar anderen beroepen zich eerder op marxistische of anarchistische interpretaties. Zie: John Dryzek, The politics of the earth. Environmental discourses (Oxford: Oxford University Press, 2021).  

32. Dick Richardson en Chris Rootes, The Green challenge. The development of Green parties in Europe (London: Routledge, 1995). 

33. De Standaard, 19 april 2003. 

34. Liberas, Archief Lucienne Herman-Michielsens (archief nr. 42), 5.33.1. ‘Milieu en burger’, 1986.

35. Liberas, Archief André Kempinaire (archief nr. 21) 70. Dossier PVV-studiedag betreffende leefmilieu.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Nathan Lauwers, "Karel Poma: kruisvaarder voor het milieu", Liberas Stories, laatst gewijzigd 12/09/2024.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op