Uiteraard kan je vraagtekens plaatsen bij geheime samenwerking met de vijand tijdens de Koude Oorlog. Maar Van Offelen zelf ziet daar minder graten in. Hij pleit voor samenwerking met communistisch China en neemt, ondanks zijn grote vragen bij staatsgeleide economieën, deel aan de eerste Belgische handelsmissie naar het land. En in feite geeft hij ook zelf zijn visie op zijn samenwerking tijdens een gesprek met een Poolse inlichtingenofficier in Poznań in 1960. ‘Kameraad Sokolak’ probeert hem te rekruteren, maar bijt in het zand. In een laatste poging vraagt hij aan Van Offelen of samenwerking mogelijk is als die geen minister meer is, maar Van Offelen antwoordt: ‘Niet echt, niet echt. Ik ben zo betrokken in maatschappelijke activiteiten dat het niet uitmaakt of ik minister ben of niet. Ik ben ook volksvertegenwoordiger, toen [tijdens zijn samenwerking van 1954 tot 1957] was ik dat niet en ik herhaal dat ik me toen met private aangelegenheden bezighield, die in het Westen een ander karakter hebben. Hier bij jullie is dat anders, iedereen dient het collectief, maar in het Westen maken we een onderscheid tussen maatschappelijke en private engagementen. Onder de privézaken die ik toen ondernam, was er ook economische documentering. Maar dat behoort tot het verleden. Ik had een bureau, maar heb dat geliquideerd. Waarom? Ik weet het niet, uit tijdsgebrek. En daarom wierp ik me op officiële activiteiten. Voor mij is het nu onmogelijk geworden om informatie uit te wisselen. Ik zeg het u in alle oprechtheid, we zijn goede vrienden.
[…]
Ik begrijp jullie goed, maar ik geef nu vaak veel meer diensten als minister. Kijk maar naar het feit dat ik naar Poznań ben gekomen. Het is de eerste keer dat een minister van Buitenlandse Handel naar Poznań komt. Ik heb de Pools-Belgische Kamer van Koophandel geopend. Dat is de eerste keer, de opening van een kamer van koophandel tussen België en een Oost-Europees land.’