De banden die de liberale partijen de laatste jaren met elkaar onderhouden, kunnen worden geanalyseerd op verschillende niveaus, maar ook op verschillende momenten van het politieke leven.
Ten eerste: sinds de effectieve splitsing van de unitaire partij zijn er bijzonder weinig formele en officiële ontmoetingen tussen Open Vld en MR als liberale partijen. Er zijn daarentegen heel wat ontmoetingen in een informele context. Ze hangen in grote mate af van de verschillende persoonlijkheden en hun onderlinge verstandhouding, of het nu gaat om de partijvoorzitters, de directeurs van de studiediensten, de regeringsleden, parlementsleden of hun medewerkers. Het is op lokaal niveau in Brussel dat we de laatste structuren terugvinden die de liberalen verenigen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is het bijvoorbeeld niet uitzonderlijk om Open Vld-kandidaten op een MR-lijst of een lijst van de burgemeester (vaak MR) te vinden. Soms geeft dit aanleiding tot de oprichting van gemeenschappelijke politieke fracties in de gemeenteraad, zoals in Brussel-Stad.
Ten tweede: behalve voor de gemeenschappelijke deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen in het Brussels Gewest, werken de liberalen weinig samen tijdens kiescampagnes. Hooguit proberen ze verenigd over te komen voor communicatiedoeleinden. Bij de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers bijvoorbeeld hebben de liberalen nog nooit een gemeenschappelijke lijst ingediend in de Brusselse hoofdstedelijke kieskring, in tegenstelling tot de socialistische of groene partijen. Na afloop van de verkiezingen wordt er echter intensief samengewerkt bij de onderhandelingen voor de federale regeringsvorming. Het is overigens niet uitzonderlijk dat de liberalen op dit niveau hun lot aan elkaar verbinden, door de deelname van de zusterpartij als voorwaarde te stellen voor hun eigen deelname aan de regering. Voor de Brusselse regering daarentegen, hebben we eerder al vermeld dat dit doorgaans niet mogelijk was.
Ten derde: de liberale partijen hebben gedurende vele jaren na de splitsing dezelfde studiedienst (het Paul Hymans Centrum) behouden. Deze gemeenschappelijke studiedienst had als opdracht de partijen en de acties van de parlementsleden te ondersteunen. Als het centrum er in de jaren 1990 steeds verder op achteruitgaat, besluiten de raad van bestuur en algemene vergadering op 27 november 2001 over te gaan tot de ontbinding ervan. Enkele jaren later richten zowel Open Vld als MR hun eigen studiedienst op. De samenwerking tussen beide diensten blijkt echter zeer beperkt (met als noemenswaardige uitzondering de redactie van een gezamenlijke uitgave voor de 175ste verjaardag van de partij in 202114).
Ten vierde: er zijn tal van samenwerkingsverbanden tussen de liberalen in de parlementaire arena’s. Op federaal niveau worden aldus heel wat teksten door zowel MR- als Open Vld-verkozenen ondertekend. En het hoeft ook niet te verbazen dat de liberalen doorgaans op dezelfde manier stemmen in het federale parlement. In tegenstelling tot de groenen zetelen ze echter in afzonderlijke politieke fracties in de Kamer en de Senaat. Er zijn de afgelopen jaren wel verschillende pogingen tot hereniging van deze parlementaire fracties ondernomen, maar ze hebben tot niets geleid.
Ten vijfde: ook al is het slechts een gewoonte of een traditie, toch nemen de Nederlandstalige liberale kabinetten systematisch MR-medewerkers op, en omgekeerd. Deze personen oefenen soms zelfs de functie van (adjunct-)kabinetschef uit. Voor deze uitwisseling kunnen verschillende verklaringen worden aangehaald: beschikken over expertise in bepaalde sectoren, netwerken uitbreiden, een bijzondere regiogebonden gevoeligheid in huis halen, of nog het faciliteren van de contacten met de media of met vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld aan de andere kant van de taalgrens.