Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.

De liberale syndicalist

De kleinste van de drie interprofessionele werknemersorganisaties in ons land neemt een bijzondere positie in binnen het Belgische en internationale syndicale landschap. De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) bestempelt zich in haar benaming expliciet als ‘liberaal’ en is daarmee in Europa volstrekt uniek. Hoe rijmt de ACLVB syndicalisme met liberalisme? Hoe verhield en verhoudt de liberale vakbeweging zich ten aanzien van de liberale politieke partijen?

1890-1914: liberaal syndicalisme verbonden met politiek en mutualiteiten

De ontwikkeling van een liberale vakbeweging voor 1914 is meer dan een voetnoot in de sociale geschiedenis. Het ontstaan en voortbestaan van vakbonden die zich op het liberalisme laten voorstaan is een gevolg van de in de negentiende eeuw aangevatte verzuiling. Het liberale syndicalisme verwerpt zowel de op klassenstrijd gefundeerde maatschappijvisie van het socialistische syndicalisme als de religieuze basis van het christelijke syndicalisme. In het liberale syndicalisme staan de samenwerking en solidariteit tussen werknemers en de werkgevers en respect voor de vrijheid van het individu centraal.

Nog voor het ontstaan van de eerste moderne liberale vakbonden in de jaren 1890, zijn er al in verschillende Vlaamse steden liberale werkliedenbonden actief die streven naar verzoening en een harmonieuze verhouding tussen arbeiders en patroons. Binnen of via deze kringen ontstaan de eerste liberale werkloosheids-, zieken- en pensioenkassen en coöperatieven.1 In Antwerpen bijvoorbeeld ziet in 1880 de Liberale Werkliedenmaatschappij van Onderlingen Bijstand Help U Zelve het levenslicht als mutualiteit die haar leden bijstand verleent bij ziekte en werkonbekwaamheid. Deze kringen slaan een brug met het nog embryonale liberale syndicalisme. Zo ontwikkelt zich binnen de Antwerpse maatschappij een syndicale tak met in 1898-1899 de oprichting van de Liberale Dokwerkersbond Help u zelve, die vooral als mutualiteit functioneert, en de Liberale Metaalbewerkersbond van Groot-Antwerpen.2

Vlag Liberale Dokwerkersbond (Antwerpen, 1899).

De vroegste ontwikkeling van een specifiek liberale interprofessionele vakbeweging in Vlaanderen zien we evenwel niet in Antwerpen maar in Gent. De ACLVB voert tijdens vieringen haar ontstaan terug tot de oprichting van de Liberale Werkersverdediging in Gent. Deze vereniging wordt in 1893 gesticht. Op dat moment is er naast de socialistische vakbeweging in de Arteveldestad immers ook al sprake van christelijke vakorganisaties.3 De Liberale Werkersverdediging stelt zich onder meer tot doel om de ‘clericale en socialistische leerstelsels’ te bestrijden en de ‘liberale grondbeginselen’ te verspreiden. Dit betekent onder meer werken aan klassenverzoening door bijvoorbeeld het bepleiten (maar niet opdringen) van de achturen-werkdag. De Liberale Werkersverdediging fungeert al snel als koepelorganisatie voor nieuw opgerichte vakverenigingen voor verschillende sectoren (vlasbewerking, katoenbewerking, houtbewerking enz.). Ze draagt in 1893 meteen voor de verkiezingen van de Arbeids- en Nijverheidsraad kandidaten voor. In 1895 krijgen de vakbonden een overwicht in het bestuur en in 1897 richten de liberale bonden een gemengde weerstandskas op.4

Diploma toegekend door de Liberale Werkersverdediging aan Oswald De Schamphelaere (1901).

In Het Volksbelang van 20 mei 1893 laat hoogleraar en liberaal gemeenteraadslid Paul Fredericq zich bijzonder hoopvol uit wanneer in Gent met de Liberale Werkersverdediging de basis wordt gelegd van de interprofessionele liberale vakbeweging:

‘De toekomst schijnt aan de Liberale Werkersverdediging te behooren. Waar de Antisocialisten de onderwerping aan de kerk en de geestelijkheid prediken, zal zij de vrijheid van de menschelijken geest boven alles stellen. En waar Vooruit den klassenhaat aanvuurt, zal zij verbroedering prediken.’5

Ondanks deze steunbetuiging bleef het Gentse liberale syndicalisme in de schaduw staan van de katholieken en socialisten. In 1902 omvat de Liberale Werkersverdediging vijf vakorganisaties, samen goed voor ongeveer 1100 leden. Tegen 1911 tellen de Gentse liberale vakbonden slechts een 350-tal leden meer. De Liberale Werkersverdediging ontplooit zowel een mutualistische (bijstand in geval van werkonbekwaamheid en ziekte) als politieke werking. In 1893 richt de Liberale Werkersverdediging meteen een vrij succesvol ziekenfonds op.6

De politieke werking van de Liberale Werkersverdediging staat in relatie met de grondwetsherziening van 1893 die arbeiders toeliet te stemmen. Hierdoor wordt het voor de Liberale Partij belangrijk om via de arbeidersverenigingen en vakbonden dit stemmenpotentieel aan te spreken. De Liberale Werkersverdediging functioneert dan ook meteen als kiesvereniging die probeert kandidaten voor te dragen op verkiesbare plaatsen op liberale lijsten.7 Ook Help U Zelve in Antwerpen verbindt zich als mutualiteit niet toevallig in 1893 aan een politiek programma, met onder meer concrete maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden. In 1897 stichten vertegenwoordigers van liberale vakbonden, ziekenfondsen, coöperatieven en andere arbeidersorganisaties zelfs een liberale arbeiderspartij.

De Liberale Werkliedenpartij/Parti Ouvrier Libéral krijgt op het einde van de negentiende eeuw slechts twee vertegenwoordigers in het parlement om er de basisprincipes van het liberale syndicalisme te verdedigen.8

Hoewel de liberale vakbeweging met hooguit enkele duizenden leden in totaal ver achterblijft op het socialistisch en christelijk syndicalisme, wordt in de vroege twintigste eeuw vanuit de liberale zuil ook geprobeerd een eerste ’nationale’ interprofessionele federatie te organiseren. De noodzaak van een centralistische interprofessionele structuur is in het liberale geval vooral een gevolg van de numerieke zwakte. Op initiatief van liberale vakbonden uit Gent, Antwerpen en Mechelen wordt in 1904 de Landelijke Federatie van Liberale en Vrijzinnige Vakvereenigingen en Werkgroepen gecreëerd. De secretaris-generaal van de Liberale Werkliedenpartij Victor Heymans wordt de eerste voorzitter. De federatie slaagt er niet in om een impuls aan de liberale syndicale beweging te geven. Ondanks de naam van Landelijke Federatie is ze hoofdzakelijk een initiatief van Vlaamse liberale vakbonden en verdwijnt ze samen met de Liberale Werkliedenpartij al voor het uitbreken van de oorlog van het toneel. In Wallonië blijft de liberale vakbeweging bijna compleet afwezig.9

Het interbellum: consolidatie en centralisatie

Na de Eerste Wereldoorlog wordt er vanuit de syndicale basis met steun van de partij opnieuw werk gemaakt van de nationale overkoepeling van de liberale vakbeweging via een landelijke interprofessionele structuur. De congressen van de Liberale Sociale Werken in april/mei 1920 en het liberaal partijcongres in oktober geven met rapporten en resoluties de nodige impulsen aan de verdere organisatorische uitbouw van de liberale syndicale beweging op regionaal en landelijk niveau. Reeds in 1920 is er sprake van een Nationale Centrale der Liberale Vakbonden, met Remi Casseur als spilfiguur en Paul Lamborelle als eerste voorzitter. Liberaal volksvertegenwoordiger Edouard Pecher steunt als voorzitter van de Landsraad van de Liberale Partij de eenmaking van het liberale syndicalisme.10 Aanvankelijk vormt de centrale enkel een interprofessionele stakingskas waarbij de liberale vakorganisaties zich kunnen aansluiten en heeft ze louter vaste voet in Vlaanderen. Het samenvoegen van stakingsmiddelen in een centrale weerstandskas is een nieuw gegeven in het syndicale landschap. Bij de liberale beweging is dit opnieuw uit noodzaak door de zwakte van de afzonderlijke vakbonden.

Onder impuls van Gustaaf van Damme, liberaal vakbondsleider in Wetteren, en Alfons Colle, secretaris van de metaalbewerkersbond die sinds 1917 ressorteert onder de Gentse Centrale der Liberale Vakbonden Help U Zelve, ontstaat in 1921 een regionaal verbond. Het Verbond der Liberale Vakvereenigingen der Beide Vlaanderen centraliseert de werkloosheidskassen van een groot deel van de liberale vakbonden van West- en Oost-Vlaanderen en sluit zich meteen aan bij de ‘nationale’ centrale.11 Inmiddels had de regering in 1920 de aantrekkingskracht van vakbonden enorm verhoogd door vanuit de overheid de syndicale werkloosheidskassen te subsidiëren via een Nationaal Crisisfonds.12

Banket van de Nationale Centrale der Liberale Vakbonden van België in de Zaal Wilhelm Tell te Gent (1929), met vooraan aan de eretafel van links naar rechts Alfons Colle en Paul Lamborelle.

Colle, secretaris van het Vlaamse verbond, blijft met Casseur binnen deze context streven naar het samenvoegen van de liberale werkloosheidskassen binnen de nationale centrale. In 1930 is het uiteindelijk zover: de Nationale Centrale der Liberale Vakbonden van België verenigt als eerste interprofessionele vakorganisatie haar werkloosheidskassen in een nationale kas. Bijna alle liberale vakbonden en federaties sluiten zich aan. In tussentijd heeft de centrale ook een meer landelijk en interprofessioneel karakter verkregen door de toetreding van de liberale vakbond van Soignies in 1923 en het aansluiten van het Liberaal Syndicaat der Agenten van het Personeel van de Staat en de Spoorwegen in 1927.13

Tegen de achtergrond van de crisis van de jaren 1930 groeit het ledenbestand van de Liberale Vakbond stevig aan tijdens de eerste helft van het decennium, met een terugloop vanaf 1935 door de dalende werkloosheidscijfers. Wanneer de centrale in 1938 de naam wijzigt naar Algemene (en niet meer Nationale) Centrale der Liberale Vakbonden van België telt ze ongeveer 60.000 leden. De liberale interprofessionele organisatie maakt als meest gecentraliseerde vakorganisatie bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een volwaardig deel uit van het Belgische syndicale landschap.14

De Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep

De syndicale werking in België wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog compleet ontwricht, met gevolgen op personeel en organisatorisch vlak. Directeur-generaal Alfons Colle en zijn zoon Armand Colle (actief als administratief directeur sinds mei 1940) laten - na positief advies van de liberaal Maurice Lippens - net als andere syndicale leiders hun centrale in november 1940 aansluiten bij de door de bezetter opgezette Unie van Hand- en Geestesarbeiders. Hierover wordt geen overleg gepleegd met het ‘oorlogsbureau’ van de partij dat clandestien bijeenkomt. Inmiddels is de naam van de ACVLB binnen de tijdsgeest reeds veranderd in het corporatieve Algemene Centrale der Beroepsverenigingen van België. Een gelijkaardige naamsverandering wordt ook voor het Algemeen Christelijk Vakverbond doorgevoerd.15 Het wordt meer en meer duidelijk dat de bezetter met de onder toenemende Duitse controle staande eenheidsvakbond de hand wil leggen op de bezittingen van de centrales. Alfons Colle trekt zich als syndicaal leider in 1942 uiteindelijk terug uit de unie en de vakbond beëindigt de samenwerking. Hij kan niet vermijden dat het kapitaal van de centrale wordt overgedragen.16  Colle herneemt na de oorlog zijn functie als directeur-generaal. Stichtend voorzitter Paul Lamborelle was overleden in 1943.

De ACVLB is niet betrokken bij de mislukte poging van christelijke en socialistische vakbondsleiders om na de bevrijding in 1944 het Belgische syndicalisme boven de zuilen heen organisatorisch te unificeren. De liberale vakbondszuil in België kent een organisatorische doorgroei met Adolphe Van Glabbeke als nieuwe energieke voorzitter vanaf november 1944. Van Glabbeke combineert dit voorzitterschap, net als Lamborelle voor hem, met een mandaat als volksvertegenwoordiger en wordt als voorzitter zelfs verschillende malen minister. Alfons Colle legt zich in het door de oorlog getekende West-Europa toe op het oprichten van een (bescheiden) internationale vakbeweging geïnspireerd op het sociaalliberale gedachtegoed. Hij sticht samen met syndicale leiders uit Nederland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk in 1948 te Zürich de Union Mondiale des Organisations Syndicales sur Base Economique et Sociale Libérale.17

Groepsfoto van de deelnemers aan het vierde congres van de Union Mondiale des Organisations Syndicales sur Base Economique et Sociale Libérale te Gent (1950), met in het midden vooraan Alfons Colle en Armand Colle.

Blauwe stoelvlechters, schildersgasten en spoorwegambtenaren in Mechelen

De stad van de Maneblussers heeft een rijke traditie van professioneel georganiseerd liberaal syndicalisme en is niet toevallig de thuisbasis van prominente syndicale leiders zoals Victor Heymans, Remi Casseur en Paul Lamborelle. Reeds in 1892 wordt de Liberale Voorwacht opgericht, met de progressieve liberaal Heymans als eerste voorzitter. Deze werkersbond is de tegenhanger van de Katholieke Werkmanskring.18 In de schoot van de Liberale Voorwacht zien, naast een ziekenbeurs, werkbeurs en spaarkas, ook verschillende liberale vakbonden het levenslicht (zoals de Liberale Houtbewerkersbond, de Liberale Stoelmakersbond, de Liberale Bond der Bouwnijverheid, de Liberale Schildersgasten en de Liberale stoelvlechtersbond). Na de Eerste Wereldoorlog, in 1921, nemen de verschillende Mechelse liberale vakbonden een federatieve vorm aan. In 1923 roept dan weer een groep Mechelse spoorwegbeambten een Liberale Federatie van het Personeel van de Staat en de Spoorwegen in het leven.19

De naoorlogse verzorgingsstaat: een vreemde eend in de internationale syndicale bijt

Het blijvend voortbestaan tot vandaag van een liberale vakbondsconstellatie met een beperkt syndicaal ‘marktaandeel’ ligt vanuit een internationaal perspectief helemaal niet voor de hand. Hoe valt dit te verklaren?

Belangrijk hiervoor is de binnenlandse erkenning binnen de verzorgingsstaat met de steun van de Liberale Partij. Na de Tweede Wereldoorlog maakt de werkloosheidsverzekering deel uit van de door de overheid georganiseerde, verplichte sociale zekerheid. Noch de Liberale Partij noch de Liberale Vakbond zijn betrokken bij de totstandkoming van het Sociaal Pact in 1944. De liberale beweging beseft wel dat een heldere formulering van haar sociale standpunten nodig is om relevant te blijven binnen het nieuwe maatschappelijke bestel. De partij, voorgezeten door Roger Motz, en de vakbond, voorgezeten door Van Glabbeke, keuren in 1945 op hun congressen een Sociaal Handvest goed. Deze progressieve partijtekst is geïnspireerd door de theorieën van William Beveridge en bevestigt de principes van het Sociaal Pact.20

Adolphe Van Glabbeke aan het woord op een meeting van de ACLVB (1945-1958).

Met het Sociaal Pact komt er een blijvende institutionele verankering van de vakbonden als uitkeringsinstanties bij werkloosheid. Ook de rol van de vakbonden in de sociale overleginstituties wordt vergrendeld.21 De ACLVB krijgt in juli 1946 erkenning als de derde representatieve werknemersorganisatie in België. In 1961 is zo’n zeven procent van het totaal aantal gesyndiceerden aangesloten bij de ACVLB. De Liberale Vakbond rekruteert vooral onder de bedienden en arbeiders van kleinere ondernemingen. Dankzij druk van de Liberale Partij op de regering Van Acker IV verwerft de ACLVB erkenning binnen de collectieve arbeidsverhoudingen en zetelt ze in 1957 reeds in 67 van de 74 nationale paritaire comités.22 Armand Colle volgt Van Glabbeke op als voorzitter in 1959, op een moment dat de vakbond bijna de kaap van 100.000 leden bereikt.

Onder leiding van Colle junior worstelt de vakbond zich door een aantal moeilijke momenten Zo verzuurt in 1961 de relatie met de Liberale Partij, waarmee Armand Colle trouwens, in tegenstelling tot zijn voorgangers, geen structurele banden meer heeft. De leiding van de ACVLB kant zich tegen de grootschalige stakingsacties naar aanleiding van de Eenheidswet. Ondanks de gematigde houding van de Liberale Vakbond voert de Liberale Partij in maart 1961 een anti-syndicale verkiezingscampagne die geen onderscheid maakt tussen de vakbonden.

De negatieve herinnering aan het geweld en de schade die met de staking van 1960-1961 gepaard ging, is een centraal element in de campagne van de partij. Na de tegenvallende verkiezingsuitslag voor de liberalen, laat Colle zich meteen kritisch uit over de sociale politiek van de partij en verduidelijkt hij dat de vakbond autonoom ten opzichte van de partij opereert. In een gezamenlijk persbericht in mei 1961 benadrukken de vakbondsleiding en de partijleiding nog eens duidelijk dat ze onafhankelijk van elkaar handelen. De relatie verbetert er niet op wanneer de partij - inmiddels omgevormd tot Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) met Omer Vanaudenhove als voorzitter - probeert om enkele vertegenwoordigers van onafhankelijke, concurrerende vakbonden in haar politiek bureau op te nemen. Op het vakbondscongres in 1962 verduidelijkt de ACLVB dan ook haar visie ten aanzien van een sociaalliberaal syndicalisme die niet meer overeenstemt met de partijlijn van de PVV.

De kritiek van de Vlaamse PVV op de verzuiling en het onbegrensde stakingsrecht in de jaren 1980 valt natuurlijk niet in goede aarde bij de ACVLB, hoewel de vakbond dan al een hele tijd een eigen onafhankelijke koers vaart. In 1989 schrijft de vakbond officieel de politieke onafhankelijkheid in de statuten neer. Bovendien krijgt ze dat jaar een aan de federalisering aangepaste structuur van regionales voor het Vlaamse en Waalse gewest.23

Affiche ACLVB sociale verkiezingen 1967.

Naast de verankering in de verzorgingsstaat draagt ook de relatief autonome en numeriek sterke overheidsvleugel van de ACVLB in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw bij aan de verdere ledengroei van de vakbond. In de jaren 1960 is het liberale vakbondswezen voor de openbare diensten nog in tweeën gescheurd – ten dele te verklaren door discussies over de noodzaak om vanuit de vakbond nog de steun van de Liberale Partij te verwerven. In 1972 worden de rangen alweer gesloten en krijgt het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt vorm, de enige centrale binnen de ACLVB die over een ruime autonomie beschikt.24

De éénentwintigste eeuw in

In 2002 volgt een belangrijke internationale erkenning wanneer de ACVLB onder voorzitterschap van Guy Haaze lid wordt van de European Trade Union Confederation (°1973). Ze versterkt daarmee ook haar binnenlandse positie. In de jaren 2000 neemt de vakbond dan ook meer en meer deel aan overleg met het ABVV en ACV om een gemeenschappelijk standpunt in te nemen ten aanzien van het socio-economisch regeringsbeleid.25 Hoewel bijzonder gehecht aan het liberale referentiekader, draagt de top van de ‘vakbond die niet graag staakt’ ook in de éénentwintigste eeuw de politieke onafhankelijkheid hoog in het vaandel.26

Vandaag telt de Liberale Vakbond ongeveer 300.000 leden, een recordaantal. Ook tegen de achtergrond van de sanitaire, sociale en economische crisis in 2020 is er groeiruimte voor een vakbeweging die de zelfredzaamheid van het individu probeert te beschermen via het collectief. Bij de sociale verkiezingen van november 2020 verhoogt de ACLVB opnieuw (licht) haar aanwezigheid in de Belgische sociale dialoog op het niveau van de ondernemingen met dertien procent van de stemmen.27 Het op de pijlers van vrijheid en solidariteit gebaseerde liberaal syndicalisme beschikt in België niet alleen over een rijke geschiedenis, het kan ook de toekomst met vertrouwen tegemoet treden.

Christoph De Spiegeleer, Liberas, 2021.

Bronnen, noten en/of referenties

1. E. Langendries, ‘De niet-partijpolitieke organisaties: een liberale zuil?’, in: Het Liberalisme in België. Tweehonderd jaar geschiedenis, eds. Adriaan Verhulst en Hervé Hasquin (Brussel: Uitgeverij Delta, 1989) 95; Jean Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB: de vooroorlogse liberale vakbeweging’, in: Liberale Vakbond. Contradictio in terminis?, eds. Steven Lannoo, Manu Mus, Carl Devos en Jean Faniel (Gent: Academia Press, 2012) 16-18, 23.

2. Tom Haeck, ‘Liberale Dokwerkersbond (1899-)’, in: ODIS, geraadpleegd 6.3.2021.

3. Jan De Maeyer, ‘Het beeld van François Laurent en de liberale volkswerken in de ontluikende christelijke arbeidersbeweging in Gent (1886-1891). Een proces van perceptie en recuperatie’, in: Huldeboek Prof. dr. Marcel Bots, eds. Adriaan Verhulst en Luc Pareyn (Gent: Liberaal Archief, 1995) 82-83.

4. Tom Haeck, ‘Liberale Werkersverdediging (1893-1917)’, in: ODIS, geraadpleegd 2.3.2021.; Guy Haaze, ‘Uit het Gentse verleden van de liberale vakbond’, in: Feestpublicatie: LVSV-Gent 1930-1995: Oud-Ledenbond LVSV-Gent 1945-1995, eds. Wim Duran, Yoeri Note en Luc Pareyn (Gent: Liberaal Archief/LVSV Gent, 1996) 120.

5. ‘De Werkersbeweging te Gent’, in: Het Volksbelang¸ 20 mei 1893, 1.

6. Doreen Gaublomme, ‘Macht en onmacht van de verschillende liberale fracties te Gent aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog (1910-1914)’ (licentiaatsverhandeling, RUG, 1985) 141-142, 183; Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent (Gent: Snoeck/Liberaal Archief, 2014) 162.

7. D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat, 156.

8. Tom Haeck. ‘Liberale Werkliedenmaatschappij van Onderlingen Bijstand Help U Zelve (Antwerpen) (1880-)’, in: ODIS, geraadpleegd 2.3.2021.; Geschiedenis van het sociaal liberalisme in het kader van het ACLVB-congres, 15 februari 2008 (Gent: Liberaal Archief, 2008) 18.

9. Tom Haeck, ‘Landelijke Federatie van Liberale en Vrijzinnige Vakvereenigingen en Werkgroepen (1904-[1914])’, in: ODIS, geraadpleegd 1.3.2021.; Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB’, 29.

10. André Miroir, ‘Le syndicalisme libéral (1894-1961): contribution à l’étude des familles politiques’, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 13, nr. 1 (1982): 65; ‘Le congrès social libéral’, in: L’Indépendance Belge, 2 juni 1920, 3; ‘Les oeuvres sociales libérales’, in: L’Indépendance Belge, 31 mei 1920, 2; ‘Le congrès social libéral’, in: La Meuse, 7 april 1920, 3; ‘De Algemeene Vergadering der Liberale Vakbonden’, in: De Liberale Syndicalist, december 1922, 1; ‘De Strekking, het Nut en de Zending der Liberale Vakbonden’, in: De Liberale Syndicalist, mei 1927, 3.

11. Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB’, 31-32; D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat, 157; Tom Haeck, ‘Verbond der Liberale Vakvereenigingen der Beide Vlaanderen (1921-1930)’, in: ODIS, geraadpleegd 27.2.2021.

12. Emmanuel Gerard, ‘Gescheiden werelden. Politieke, maatschappelijke en syndicale organisatie’, in: Nieuwe Geschiedenis van België (Tielt: Lannoo, 2005) 1009.

13. Tom Haeck, ‘Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België / Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique (1920-heden)’, in: ODIS, geraadpleegd 5.3.2021. 

14. Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB’, 34, 36.

15. Wouter Steenhout, ‘De Unie van Hand- en Geestesarbeiders. Een onderzoek naar het optreden van de vakbonden in de bezettingsjaren (1940-1944)’ (doctoraatsverhandeling, RUG, 1983) 4, 124, 600-607, 615-616, 775, 824-825.

16. Dirk Luyten, ‘Unie van Hand- en Geestesarbeiders’, in: Belgium WWII, geraadpleegd 29.2.2021.; Note sur le rôle de la centrale générale des syndicats libéraux de Belgique sous l'occupation (s.l, s.d.).

17. Kurt Vandaele, ‘Een vreemde eend in de bijt? De ACVLB in West-Europees en historisch perspectief’, in:  Liberale Vakbond. Contradictio in terminis?, 50, 59; Jean Faniel en Pierre Reman, ‘Le paysage syndical: un pluralisme dépilarisé?’, in: Piliers, dépilarisation et clivages philosophiques en Belgique, eds. Jean Faniel e.a (Brussel: CRISP, 2019) 161-162.

18. Luk Herteleer, ‘De politieke evolutie te Mechelen ten tijde van de eerste grondwetsherziening (1890-1895)’, in: Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen,  86 (1982): 152.

19. Tom Haeck, ‘ACLVB afdeling Mechelen (1919-1995)’, in: ODIS, geraadpleegd 28.2.2021.; Tom Haeck, ‘Liberale Stoelmakersbond (Mechelen) (1902-)’, in: ODIS, geraadpleegd 25.2.2021.; Tom Haeck, ‘Liberale Federatie van het Personeel van de Staat en de Spoorwegen (1923-1927)’, in: ODIS, geraadpleegd 25.2.2021. 

20. ‘Van Sociaal Pact tot sociaal handvest’, in: Liberas.eu, geraadpleegd 4.3.2021.; Marc D’hoore, ‘Consensus ou alternative. Les libéraux et le pacte sociale’, in: Het Sociaal Pact van 1944: oorsprong, betekenis en gevolgen, eds. Guy Vanthemsche en Dirk Luyten (Brussel: VUBPress, 1995) 347, 357.

21. Dirk Luyten, ‘Het Sociaal Pact. 28 december 1944: de ‘geboorte’ van de sociale zekerheid’, in: Belgium WWII, geraadpleegd 15.3.2021.

22. Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB’, 50, 52; Miroir, ‘Le syndicalisme libéral’, 76, 79.

23. Tom Haeck, ‘Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België’.; Jean Faniel en Kurt Vandaele, ‘Histoire de la centrale générale des syndicats libéraux de Belgique’, in: Courrier hebdomadaire du CRISP, 2123-2124 (2011): 35, 36-38; Stany Cassier, ‘De verhouding tussen de Liberale Vakbond en de Liberale Partij in Vlaanderen vanaf 1960’ (licentiaatsverhandeling, RUG, 1992) 26-27, 40-49, 101-103; Ons sociaal liberalisme. ACLVB-congres. 15 februari 2008 (Gent: ACLVB, 2008), 49-50.

24. Faniel, ‘De oorsprong van de ACLVB’, 50, 54, 63; Tom Haeck, ‘Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt / Syndicat Libre de la Fonction Publique (1972-heden)’, in: ODIS, geraadpleegd 3.3.2021.

25. Faniel en Vandaele, ‘Histoire de la centrale générale’, 44-45, 47.

26.  'Trots dat we de enige liberale vakbond in de wereld zijn', in: De Standaard, 14 februari 2008.

27. ‘De ACLVB-kandidaten wonnen op alle fronten’, in: Vrijuit, januari 2021, 4-5; ‘Structuur en kerncijfers van de ACLVB’, in: ACLVB.be, geraadpleegd 15.3.2021. 

1 2 3 4 5 6 7 8 9

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Christoph De Spiegeleer, "De liberale syndicalist ", Liberas Stories, laatst gewijzigd 02/06/2021.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op