De behandeling van het wetsvoorstel is zo sterk onderhevig aan vertragingsmechanismen, dat men soms vreest dat de wet niet binnen de legislatuur gestemd zal worden. Vanuit de oppositie wordt de techniek van het filibusteren toegepast (het wetgevend proces vertragen door urenlange redevoeringen), terwijl soms ook profileringsdrang van gekozenen in de regering een bepaalde rol speelt. Katholieke partijen vinden in zorgprofessionals ook vaak bondgenoten in de verdediging van palliatieve sedatie als de ‘betere’ optie tegenover euthanatisch handelen.13 Dat argument wordt historisch gezien verdedigd door tegenstanders van levensbeëindigend handelen met een katholieke signatuur. Men noemt dit ook wel de doctrine van het dubbel effect. De pijnbestrijdende medicatie van een patiënt wordt zo opgevoerd dat die uiteindelijk komt te overlijden. De uitvoerder heeft evenwel geen intentionele levensverkortende handeling gesteld, aangezien het overlijden een bijwerking van de medicatie is en geen doel op zichzelf. Voorstanders van euthanasie zien die argumentatie vaak als mensonwaardig. Ook wordt het argument van nazipraktijken de meerderheid nog steeds verweten.
Tussen mei en augustus 2002 treden uiteindelijk drie wetten rond euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten in voege die, in navolging van Nederland, van België plots een ethisch gidsland maken. Het wordt hier niet behandeld, maar de invloed van de politieke evoluties rond euthanasie in Nederland op de Belgische realiteit mag niet worden onderschat.
De paarsgroene regering houdt verder woord betreffende de behandeling van ethische dossiers en legaliseert ook het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht (2004) en adoptie door mensen van hetzelfde geslacht (2006).