Onderwijs en vorming behoren eveneens tot de initiatieven van het eerste uur. Taalcursussen nemen een belangrijke plaats in, waarbij de cursus 'Nederlands' voor anderstaligen in Brussel - die nog steeds wordt gedoceerd - het onbetwiste koninginnenstuk is. Er worden ook tal van andere cursussen en opleidingen georganiseerd, van de University Extension of het Hooger Onderwijs voor het Volk uit de negentiende en begin twintigste eeuw tot de cursussen fotografie, internet of genealogie van de eenentwintigste eeuw. Last but not least is er de aandacht voor muziek, met de uitgave van liederboeken en zangstukken, de organisatie van zangavonden en concerten en de vele volksvoordrachten over muziekcultuur. Dit streven naar de heropleving van de volkseigen muziek komt helemaal tot uiting in het Comiteit ter Bevordering van den Nederlandschen Zang. Opgericht in 1886 binnen het Willemsfonds, kan dit Comiteit rekenen op de niet aflatende inzet van de toondichter en musicoloog Florimond Van Duyse, oudste zoon van Prudens Van Duyse, een van de stichters van het Willemsfonds. Tussen 1871 en 1955 werden niet minder dan zestig reeksen Nederlandsche Zangstukken (losse lieduitgaven op originele Nederlandstalige teksten) en elf lieduitgaven in boekvorm gepubliceerd, goed voor in totaal een kleine vijfhonderd liederen. Onder de componisten vinden we Peter Benoit, François Gevaert, Karel Miry, Leo Van Gheluwe, Edward Blaes en Hendrik Waelput; bij de tekstschrijvers springen de namen van Emanuel Hiel, Napoleon Destanberg, Frans De Cort, Gentil Antheunis, Karel Lodewijk Ledeganck, Maurits Sabbe en Pol De Mont in het oog. Hélène Swarth, Marie Boddaert en Alice Nahon vertegenwoordigen de veel kleinere groep van vrouwelijke auteurs. Vreemde eend in de bijt is de Brugse priester-dichter Guido Gezelle, van wie zeven liedteksten in de reeks werden opgenomen.